Al in de 15de-eeuw had Amsterdam een stadsmuur waarvan nog een aantal onderdelen zijn te herkennen zoals de Sint-Antoniespoort die we nu kennen als 'De Waag'. Tussen 1609 en 1658 werd de stad uitgebreid en kwam er een nieuwe omwalling met de Singelgracht als stadsgracht. Ruim 230 jaar later werd Amsterdam als vesting opgeheven en werden de stadswallen gebruikt voor huizen, kantoren en parken.
In 1629 werd voor de eerste keer een waterlinie rond Amsterdam aangelegd maar deze bleek niet nodig. Ook niet in 1672, toen de Fransen de lage landen binnen vielen. De stadsmuren werden gerepareerd en ten zuiden van de stad werden op 1,5 tot 3 kilometer van de stad aarden verdedigingswerken aangelegd.
Toen de Pruisen in 1787 het land binnen vielen werd Amsterdam wederom verdedigd door een waterlinie die al 3 tot 9 kilometer van de stad af lag. De Pruisen trokken per boot over het onbewaakte Haarlemmermeer en vielen de verschillende verdedigingswerken eenvoudig van achter aan.
In 1799 bleek dat ook een aanval uit het noorden mogelijk was. Toen landden de Engelsen en de Russen met boten bij Callantsoog. Er werd snel gezorgd voor een waterlinie van Monnickendam naar Beverwijk die door slechts 3.000 tot 4.000 soldaten bewaakt werd. De andere 22.000 soldaten sloten de duinen af waar de Engelsen en Russen probeerden naar Amsterdam te gaan. De Engelsen en de Russen werden verslagen en ze vertrokken weer zoals ze waren gekomen.
In het voorjaar van 1800 werd opnieuw een Engelse aanval gevreesd en werden er verdedigingswerken in de duinen aangelegd. Deze werden later de "Linie van Beverwijk" genoemd.
In 1805 en 1809-1810 werd een waterlinie aangelegd om goed voorbereid te zijn als er wederom een oorlog uitbrak. De polders zouden pas in geval van oorlog onder water gezet worden. De ruim 40 verdedigingswerken, of posten, kwamen nog verder van Amsterdam af te liggen. Cornelis Kraijenhoff was de ontwerper van deze linie die daarom de 'Posten van Kraijenhoff' wordt genoemd.
Rond 1840 werd de Haarlemmermeer drooggemalen en werden er vier forten bij gebouwd. Maar de oudere posten waren toen al verzakt.
De Vestingwet van 1874 bepaalde welke verdedigingswerken het land nodig had. De Nieuwe Hollandse Waterlinie was al sinds 1816 belangrijk om de grote steden in het westen te beschermen.
Een nieuw te bouwen Stelling van Amsterdam zou het laatst te verdedigen gebied worden waarin de Koningin en Regering zich zouden terugtrekken. In dat uiterst slechte geval zou een ander land moeten helpen om Nederland te bevrijden.
Engeland, Frankrijk en Duitsland waren de grote landen die regelmatig ruzie hadden over handel en gebieden. Kleine landen zoals Nederland konden bestaan dankzij hun steun. Nederland wilde ieders vriend blijven maar het moest zich wel kunnen verdedigen.
Op de derde dinsdag van september in 1881 (Prinsjesdag) nam de Tweede Kamer, op voorstel van de Minister van Oorlog, een besluit over waar de nieuwe Stelling van Amsterdam precies zou komen. In 1886 werd het bakstenen Fort bij Abcoude opgeleverd maar dat was niet sterk genoeg meer voor de net uitgevonden brisantgranaat. Er volgden allerlei proeven en pas in 1897 werden er weer forten gebouwd. Dat zou doorgaan totdat in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak.