Schout Kaan |
Naam voluit: |
Albert Janszoon Kaan |
Geboren: |
1760, Wieringerwaard (Noord-Holland) |
Overleden: |
1819, onbekende plaats |
Levensloop: |
In 1795 maakte de gematigde patriot Kaan deel uit van een groep burgergezinden die gezamenlijk ijverden voor zelfbestuur voor de Wieringerwaard, nadat na het vertrek van Stadhouder Willem V uit Nederland door de Franse troepen de Bataafse Republiek is uitgeroepen. De Wieringerwaard viel in die tijd nog onder het weinig toegankelijke bestuur vanuit Alkmaar en dit werd door de burgergezinden als 'regentesk' ervaren. Na het geweldloze uitroepen van het recht op zelfbestuur en het oprichten van een nieuw college van 'ingelanden' werd de democratisch gezinde Kaan tot schout (burgemeester) verkozen. Albert schreef in zijn (bewaard gebleven) dagboek hoe hij aan de vooravond van de Engels-Russische invasie van de kust bij Den Helder op 26 augustus 1799 poolshoogte gaat nemen bij het dorp Groote Keeten. "[...] den namiddags om vier uren zijn Ik, A. Kaan, Wm. Quak en Jb. Waiboer, te paard gereden naar bet strand bij Abbestee, alwaar het westelijkste Oorlog Schip van de [Engelse] vloot op een afstand van bijna 3/4 Mijl [...] ten anker lag [...], een klein gedeelte welke nog Zeilende was Noordoostwaards van het zelve zijnde zoo na wij tellen konde 170 Schepen [...]. Er zeilde en roeide ook vele sloepen van het ene na het andere schip." |
Een fragment van een tekening over de landing van de Engelsen. Vier grotere schepen vuren op het duingebied en een groot aantal kleinere schepen ligt verder op zee. (Afbeelding: Nationaal Archief) |
|
De Engelsen landden vroeg in de ochtend van 27 augustus en in de weken hierop vielen in de moerassige gronden van Noord-Holland aan beide zijden, en onder zowel soldaten als burgers, vele duizenden doden en gewonden. Op 16 oktober groeven de Engelsen een gat in de noordelijke dijk van de Wieringerwaard, blijkbaar om de polder snel te kunnen inunderen. Alhoewel toen de onderhandelingen al plaatsvonden en op 18 oktober de Engelsen en Russen gecapituleerden. De polderbewoners mochten van de Engelse troepen pas op 9 november het dijkgat weer dichten. In zijn dagboek beschrijft hij met trots een heldendaad van hemzelf: De Engelsen en Russen zouden pas op 20 november 1799 het land volledig verlaten. Toch sluit Albert zijn dagboek over de periode op 7 november af. En wel met: "Wij hebben stof om God te danken voor zijne bedoeling aan ons in zooveel gevaarvolle omstandigheden bewezen en eindigt met de wens dat die god onze nakomelingen voor diergelijke omstandigheden beware." |
|
Bron: |
Richard Jan de Graaf (afstammeling van Albert Kaan); Geschiedenis en genealogie van de Noord-Hollandse familie Kaan |