Adjudant Van Linden Tol |
Naam voluit: |
Paul Auguste Rudolphe Constant van Linden Tol (Paul), geb. Tol |
||
Geboren: |
9 oktober 1872, Gorredijk (Friesland) |
||
Overleden: |
11 januari 1945, Otterlo (Gelderland) |
||
Levensloop: |
Paul van Linden Tol werd in 1872 geboren in het plaatsje Gorredijk in de provincie Friesland. Paul was de jongste van een gezin van negen kinderen, hij had drie zusters and vijf broers. Paul begon in 1890 met de opleiding op de KMA. Er brak tyfus op de academie uit met 18 gevallen waarvan drie dodelijk. Op 2 december 1890 stuurde Paul een telegram aan zijn zuster dat hij ernstig ziek was geweest, maar dat er "een zweem van vooruitgang is". Moge op Uwer Marsch door t’leven
In 1899 promoveerde Paul tot Luitenant 1e Klas en werd gestationeerd in Lahat op Sumatra. Tot 1901 was hij daar commandant van Kamp Bandar in de Palembangsche Hooglanden. |
||
Paul van Linden Tol (middenvoor) op de tribune tijdens de militaire sportwedstrijden in het stadion in Amsterdam. Geheel links Stellingcommandant Ophorst. (1915) Tussen hen zit F.W.C.H. Baron van Tuyll van Serooskerken, vanaf 1912 de eerste voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité (NOC). (Foto: collectie C.F. van Linden Tol) |
|||
Paul keerde in 1904 terug naar Nederland en kreeg een functie in de staf van Stellingcommandant Generaal-majoor Kraijenhoff van de Leur. In 1907 was hij 1e Luitenant, Staf van de Stelling van Amsterdam onder Luitenant-Kolonel van de Generale Staf, A.R. Ophorst. Op 14 november 1907 trouwde de 35-jarige Paul in de Nieuwe Kerk te Amsterdam met Alison Maria Dina Sieger (*4-3-1885). Zij was de dochter van Johann Sieger, medeoprichter en eigenaar van de N.V. Amsterdamsche Chininefabriek (ACF) aan de De Wittenkade. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, één zoon en twee dochters. In 1914 werd Paul bevorderd tot Kapitein–Adjudant en diende hij onder de tot Stellingcommandant gepromoveerde Generaal Majoor A.R. Ophorst. Over zijn werkzaamheden in de mobilisatie van de Eerste Wereldoorlog is geen specifieke informatie bekend. Zowel Paul als zijn vrouw kregen bij de pandemie van 1919 de Spaanse Griep. Hij herstelde maar matig en besloot op eigen verzoek met pensioen te gaan. Een pensioen als kapitein werd hem toegekend en hij werd per 1 mei 1919 ingedeeld als Reserve Kapitein in de landmacht, 7e regiment der infanterie. Hun volgende woonplaatsen werden Baarn, Brummen en Velp. Over de jaren was hij betrokken bij verschillende organisaties en zat in Raden van Bestuur en was o.a. rond 1913 bestuurslid van de Groote Club "Doctrina et Amicitia" in Amsterdam, een korte tijd gemeenteraadslid in Baarn, voorzitter van SV Willem Tell in Brummen en het regionale Rode Kruis in Gelderland. Paul schreef een bijdrage over de Stelling van Amsterdam in het boek "De Nederlandsche Strydmacht en Hare Mobilisatie in 1914" uit 1922. Hij was toen Reserve Majoor bij de Landmacht. Zijn bijdrage eindigde hij met een Duits gedichtje als overdenking: Als er nood is en oorlog dreigt,
Op 1 oktober 1932 werd Paul eervol ontslagen met de rang van Reserve Luitenant-Kolonel, Staf 4e Infanterie Brigade. En in 1935 ontving hij de titulaire rang van Kolonel. Paul overleed, 72 jaar oud, op 11 januari 1945 door de gevolgen van ziekte en oorlogsverwondingen in het noodhospitaal in het Kröller Müllermuseum en werd begraven op de Algemene begraafplaats Otterlo. Zijn vrouw overleed op 27 september 1965 te Den Haag en werd in hetzelfde graf bijgezet. |
|||
Tekst: |
Ing. C.F. van Linden Tol (kleinzoon) |
||
Bron: | brieven en fotoalbum Paul van Linden Tol | ||
Foto's: |
idem |