Nieuwsbrief 529Nieuwsbrief Stelling van Amsterdam
InhoudIn deze nieuwsbrief:
|
InleidingHet is vandaag, 1 september 2023, 101 jaar geleden dat het commando of commandement Stelling van Amsterdam werd opgeheven. 37 Jaar nadat het was ingesteld in 1885. "Ben je een jaar te laat, Ros!" Inderdaad, maar vorig jaar waren er andere werkzaamheden waardoor niet het archief ingedoken kon worden voor nieuw materiaal. En de hersens kunnen maar een beperkt aantal projecten tegelijk bevatten. Daarom pas dit jaar aandacht aan het einde van de Stelling en het opgaan in de Vesting Holland in 1922. Dan is het van belang eerst te spreken over Limburg én Holland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarna over bezuinigingen, een minimale landsverdediging en tenslotte de gevolgen voor de Stelling. De aanleiding waren twee dossiers met brieven in het archief Stelling Amsterdam bij het Nationaal Archief. Samengebracht en samengevat in een relatief korte thema-nieuwsbrief, met weer een paar fraaie originele citaten van een flink aantal spellingshervormingen geleden! Lees deze nieuwsbrief op: https://www.stelling-amsterdam.nl/nieuwsbrief/2023/nieuwsbrief-529/ Tip: houd de cursor boven elke afbeelding om een beschrijving te zien.
|
De Manoeuvre om LimburgTekst: René Ros. De gevonden brieven uit 1921 over de opheffing van de Stelling van Amsterdam, passen in de discussie over de - door bezuinigingen gedwongen - legerhervormingen die in de periode 1919-1922 liep *1. Daarbij ging het onder andere om de vraag of en in welke vorm een veldleger behouden moest blijven. Om het nut van een veldleger aan te tonen verwees men vaak naar najaar 1914, het moment dat bleek dat Duitsland het Nederlandse grondgebied en de neutraliteit spaarde. Daarmee had de legerleiding een sterk argument in handen om de bezuinigingswoede tegen te gaan. In augustus 1919 verscheen onder het pseudoniem "Kapitein Ronduit" het artikel "De Manoeuvre om Limburg, Eene studie over de strategische positie van Limburg" in de Militaire Spectator. Enige tijd later gevolgd door het artikel "Nogmaals De Manoeuvre om Limburg" in het Artilleristisch Tijdschrift *2. Van beide hebben we een overdruk verworven *3, maar de laatste is ongedateerd doch is van na juni 1920. Deze artikelen van "kapitein Ronduit" worden beschouwd als Nederlandse propaganda om de Geallieerden het belang en de rol van de Nederlandse krijgsmacht duidelijk te maken. Het is inmiddels bekend dat J.J.G. Voorst tot Voorst sr. (1846-1931) de schrijver was, van 1898 tot 1900 commandant van het garnizoen Maastricht. Kort gezegd betoogde "Kapitein Ronduit" dat Duitsland Nederlands grondgebied niet wilde betreden om Nederland neutraal te houden en te zorgen dat er geen dreiging op de noordelijke flank van haar troepen in België zou zijn. Naast het aansluiten van Nederland bij de Fransen en Engelsen, zou er ook een dreiging van een offensief uit het noorden komen. Vanuit een "in dien tijd grootste operatieve verdedigingssysteem" de zogenoemde "Vesting Holland" *4 konden drie divisies van het Veldleger opereren. Enkele dagen voor de Duitse manoeuvres werd de IVe Divisie in Noord-Brabant geplaatst. De dreiging daarvan beschermde volgens "Kapitein Ronduit" Limburg indirect en met "een door zware inundatiën verdedigd vestingssysteem" zou het meer Duitse troepen hebben vereist. Het Duitse bevel aan hun troepen was dan ook om "onder alle omstandigheden" geen Nederlands grondgebied te betreden. Door Nederland neutraal te houden, zouden er meer Duitse troepen beschikbaar zijn voor de strijd met de Belgische, Franse en Engelse troepen. Om dat te bereiken moest het 1e Duitse leger (van de vijf) per trein en voet maximaal 40 kilometer meer afleggen en bij Vaals, met een scherpe bocht naar rechts, België intrekken. In België kregen die 230.000 manschappen alleen de zestien kilometer ruimte tussen Luik en de Nederlandse grens, waarbij ze over de Maas moesten, de forten van Luik passeren en naar Antwerpen optrekken. Het zal niet verrassen dat - ondanks de onvoldoende Belgische Maasverdediging - een dergelijke planning niet haalbaar bleek, leidde tot vermoeidheid van troepen en paarden, met vertraging tot gevolg en de verrassing uit de aanval haalde. Waardoor het bijdroeg tot het vastlopen in een loopgraven-oorlog van de Eerste Slag bij de Marne met de Franse en Engelse troepen. Als Nederlands-Limburg wél door de Duitsers was doorgetrokken, dan had het 1e Duitse leger via Noord-Brabant twee tot drie dagen tijdwinst kunnen hebben, om sneller Antwerpen te bereiken. De Eerste Wereldoorlog had dan anders begonnen en mogelijk anders geëindigd. Een eigen conclusie is dat als Noord-Limburg Belgisch grondgebied was geweest, zoals de Belgen in 1919 bepleitte, dan had het Duitse leger in ieder geval het voordeel van meer bewegingsruimte gehad. Zijn tweede artikel is dertien pagina's langer dan de eerste, en hij reageert ermee op publicaties van na zijn eerste artikel *5 die merendeels zijn standpunten bevestigen. Zo had de commandant van het 1e Duitse Leger Von Klück zijn herinneringen gepubliceerd. Wel moest gecorrigeerd worden dat de 200.000 manschappen zich niet in 16 km maar in twee kilometer breed terrein moesten zien te verplaatsen. Als venijnig slot merkt "Kapitein Ronduit" op, dat het in 1877 geplande fort bij Visé er nooit is gekomen omdat het vergeten was in de plannen aan het Belse parlement op te nemen... Het gaat om Fort Lixhe waarvoor in de plaats in 1932-1935 Fort Eben-Emaël is gebouwd. *1 Zie ook boek Defending Neutrality p. 259-269 (NL-WpDStvA-C1585).
|
Noordfront van de Vesting HollandTekst: René Ros. Voor u werd doorgenomen: NL-HaNA 3.09.23, inv.nr. 251, Pak AA 18, Dossier 62, Brieven betreffende de opheffing van de Stelling van Amsterdam en het indelen van het Vredescommando "Vesting Holland", 1922. Het is een deel van de correspondentie tussen de Chef van de Generale Staf en de commandanten Veldleger, StvA (A.M. Kollewijn, 1865-1947), NHWL (D.G. van der Voort Maarschalk, 1864-1922), andere stellingen, Chef Marinestaf, Hoofdintendant en nog een paar personen. De belangrijkste brief is van 18 augustus 1921 en geeft de reactie van de Chef van de Generale Staf Lt.gen. J.H. van der Hegge Zijnen (1860-1923) op een onbekend en niet bijgesloten rapport of brief. Hij schreef daarin meerdere interessante teksten, waaronder deze terugblik op de Vestingwet: Ook schrijft hij over het belangrijke effect die de Nederlandse krijgsmacht, en vooral het Veldleger, mogelijk heeft gehad op de Duitse tactiek tijdens de Eerste Wereldoorlog en waardoor de Nederlandse neutraliteit werd behouden: En die onveranderde strategie en houding droeg men graag duidelijk naar het buitenland uit, maar moet ook voor binnenlands gebruik zijn geweest om duidelijk te maken dat de Vesting Holland én het Veldleger onmisbaar waren: Zowel de Vesting Holland als het Veldleger werden behouden. Wel werd er bezuinigd op de verdedigingslinies door deze samen te voegen en daarvoor de informele naam Vesting Holland* te formaliseren. Als voordelen werden de verbeterde onderlinge communicatie en nauwere samenhang van de linies en haar troepen. Met "Op deze wijze kan m.i. de voorbereiding van de Landsdefensie, teruggebracht tot de grootst mogelijke beperking toch op logischen grondslag geschieden." lijkt de Chef van de Generale Staf nog redelijk tevreden over de gevolgen van de bezuinigingen. Met behoud van de Vesting Holland als een van de grondslagen van de Vestingwet uit 1874. Vanaf 1 september 1922 zou de Vesting Holland (VgH) bestaan met het noordelijke deel van de Stelling van Amsterdam (StvA) als Noordfront. De kustverdediging met onder andere het Fort bij IJmuiden, werd het Westfront en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHWL) het Oostfront. Chef van de Generale Staf Lt.gen. J.H. van der Hegge Zijnen vond de in 1907 gekozen naam "Veldleger" eigenlijk een ongelukkige term omdat het niet alle eenheden "te velde" omvat. Hij had liever gehad dat het "Operationeel Leger" werd genoemd maar dat lijkt niet te zijn overgenomen. * In enkele gevonden bronnen wordt heel Noord-Holland tot de informele Vesting Holland gerekend. Het deel ten noorden van de Stelling behoorde echter niet tot de formele Vesting Holland. Gebruik: Vesting Holland
|
Bewapening en bezetting van het NoordfrontTekst: René Ros. Een correspondentie tussen de Chef der Generale Staf en de Commandant der Stelling van Amsterdam over de bewapening en bezetting in het hernieuwde Noordfront lag in een ander dossier: NL-HaNA 3.09.23, inv.nr. 249, Pak AA 17, Dossier 261, Brief betreffende de opheffing van de Kringstelling Amsterdam 1921. Chef van de Generale Staf J.H. van der Hegge Zijnen deed per 24 maart 1921 op zeven vellen een voorstel aan de laatste Stellingcommandant A.M. Kollewijn. Daarin schreef hij onder andere het Noordfront te willen vormen uit de groepen Edam, Purmerend, Wormerveer en Westzaan (de al opgeheven sectoren Ilpendam en Zaandam). De groepen Weesp en Abcoude gingen naar het Oostfront. De Stellingcommandant nam de tijd en stuurde zes vellen op 30 juni 1921 retour. Het was een gedegen brief die niet alleen over het Noordfront ging, maar ook wat er met het geschut in het overige deel zou moeten gaan gebeuren. Uit een bewapeningsstaat blijkt dat de Stellingcommandant het voorstel van de groepen overnam maar iets anders uitwerkt. Inderdaad de forten van Edam t.e.m Zuidwijkermeer, maar met de Kustbatterij bij Durgerdam. En niet het Fort bij IJmuiden, welke in 1920 al aan de Stelling was onttrokken en ingedeeld bij de kustverdediging. Er is ook een ongedateerde en contextloze "Schematische voorstelling van de onderverdeeling der voorm. Stelling van Amsterdam" bekend, waarin alleen Durgerdam t.e.m. Marken-Binnen onder het Noordfront is ingedeeld. En de forten van Krommeniedijk t.e.m. Aalsmeer bij het Westfront. Er zijn aanwijzingen van foto's en potloodteksten dat de forten bij Spaarndam (zie foto links) gebruikt zijn door eenheden in het Westfront. Dus óf de besproken indeling is overgenomen óf is later weer gewijzigd. Ook waren er later plannen om forten in het zuidwestelijke deel van de Stelling als noodzetels voor koningin en kabinet te gebruiken. Wat betreft bewapening was het voorstel om het geschut in de forten merendeels te behouden. Het 6 cM. en 7 cM. zou naar het op te richten Korps Luchtafweerartillerie gaan (zie foto hieronder). En de rest naar de NHWL ...oeps Oostfront... en het Veldleger. De Chef van de Centrale Staf schreef dat "... de Stelling van Amsterdam voor het uittrekken der voorloopige bewapening niet meer als kringstelling moet worden beschouwd, doch in hoofdzaak slechts als deel uitmakende van de N.grens van de Vesting Holland." De Stellingcommandant voegde daaraan toe dat dan alleen rekening gehouden hoefde te worden met vijandelijke aanvalsmiddelen die aangevoerd konden worden via een haven, waarbij "haven Nieuwe-Diep in Helder" de enige bruikbare haven zou zijn. Chef GS wilde oude bewapening afvoeren en wel: Kanon 12 cM. Kort Achterlaad, Kanon 8 cM. Brons Kazemat (IJmuiden), 9 cM. houwitsers, 15 cM. OM (Oud Model) en 15 cM. VM (Verbeterd Model) Coehoornmortieren en de M83 en M90 mitrailleurs. De eerste twee typen zouden voor schietoefeningen naar Oldebroek en elders overgebracht worden. De andere zouden als reserve aangehouden worden. De mitrailleurs werden vervangen door de in 1918 ingevoerde M18 Vickers mitrailleur. Voor andere bewapening heb je ook minder manschappen voor bediening en aflossing nodig. De Stellingcommandant vond dat de Infanterie wel hetzelfde moest blijven. De bezettingsstaat van 1913-1914 aanhoudende zou dat voor de genoemde groepen om 2.529 manschappen gaan. Bij elkaar gaat het om ongeveer 5.000 man waarbij de bezetting van de stafkwartieren niet is meegeteld. In 1914 waren er nog 12.500 manschappen in de héle Stelling als minimale veiligheidsbezetting ingedeeld en toen ook gemobiliseerd. Alhoewel nog geloofd werd in inunderen en het gebruik van forten, was de Stelling duidelijk over haar hoogtepunt heen. Ook werd een document van 1 februari 1927 (NL-HaNA 3.09.20, inv.nr. 24, conc. 208G) gevonden waarin cmd.-VgH. Luit.-gen. Th.F.J. Muller Massis (1866-1948) voorstellen deed over de opheffing van het Noordfront. Het is een deel van een correspondentie en er wordt geen besluit van de minister in genoemd. Het Noordfront met haar frontstaf zou opgeheven worden en de (minimale) vredesvoorbereidingen door de Plaatselijk Commandant Amsterdam overgenomen worden die rechtstreeks onder de commandant VgH zou staan. De frontstaf zou met een klein deel van het Noordfront tot het Westfront gaan behoren, dat zelf ook wat verschuivingen zou zien. Een reden tot de opheffing wordt er niet in genoemd, maar 1927 is het jaar dat begonnen werd met de aanleg van de Afsluitdijk met de kazematten bij Kornwerderzand en Den Oever. Het voorstel noemt "geheel in de 2e linie komt te liggen" hetgeen kan verwijzen naar de Afsluitdijk maar ook dat het achter het Westfront kwam te liggen. Tevens wordt een vijandelijke landing ten noorden van Wijk aan Zee in het voorstel gezien als "voert nimmer tot een direct groot strategisch succes". Er is dus nog geen exacte datum aan de opheffing van het Noordfront te hangen, maar het lijkt er sterk op dat daartoe in 1927 is besloten. De genoemde schematische voorstelling moet van daarna zijn. En dat er in mei 1940 niets bekend is over een bezetting in het Noordfront past er ook in. Er zijn nog wel stukken over het voorbereiden van inundaties en in 1940 was er ook personeel voor die inundatiestations. Dat laatste blijkt uit een groepsfoto van de "Inundatiedienst 1e Afdeling Vesting Holland" van na de capitulatie. Of had ik de opheffing van het Noordfront in 1927 moeten bewaren tot 2027? Dan liever de opmerking "Ros, je bent vier jaar te vroeg!". Gebruik: Vesting Holland
|
Deze nieuwsbrief is een uitgave van het Documentatiecentrum Stelling van Amsterdam. De redacteurs en auteurs aanvaarden geen aansprakelijkheid, op welke wijze ontstaan, door het gebruik van de inhoud van de website, nieuwsbrief of andere publicatie, door welke persoon en voor welk doel dan ook. Wij hebben ons best gedaan om alle rechthebbenden op deze website / nieuwsbrief te achterhalen. Eenieder die meent dat zijn/haar materiaal zonder voorafgaande toestemming hier is gebruikt, verzoeken wij om zich tot ons te wenden. Bij gebruik als bron voor publicaties en andere uitingen is bronvermelding verplicht en tevens wordt deskundige begeleiding, door bijvoorbeeld de redacteur of auteur, aanbevolen. In de nieuwsbrieven weergegeven meningen zijn een deel van een column of strikt persoonlijk tenzij expliciet anders is aangegeven. 'Majoor Van Hall' en 'Soldaat Troelstra' zijn fictieve militairen uit het verleden die dienen als pseudoniemen voor verschillende personen. Activiteiten zoals rondleidingen worden mogelijk door andere partijen georganiseerd en de verantwoordelijkheid voor inhoud, uitvoering e.d. ligt geheel bij de betreffende partij. De inhoud van een nieuwsbrief wordt na publicatie niet meer gewijzigd en kan later onjuist zijn gebleken of niet meer van toepassing zijn. De auteursrechten berusten bij René G.A. Ros tenzij anders is aangegeven. |