|
Ik heb de eer Uwer Excellentie hiernevens afschrift te doen toekomen van eene missive van Harer Majesteit Gezant te Rome dd. 31 December jl. no. 859/307, houdende verslag van een gesprek door hem met den Duitschen militair attaché gevoerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken, |
|
Gedurende een gesprek dat ik onlangs met den Duitschen militair-ataché had over de krijgsverrichtingen aan den Yser, zeide hij mij, dat het te betreuren viel dat er door den Duitschen Generalen staf niet meer de gegevens waren bestudeerd, welke zich daar bevonden, omtrent de groote verdedigende waarde der inundatie.
Hijzelf had indertijd Nederland moeten bewerken en was tot de slotsom gekomen, dat Zijner Excellentie den Heere Minister van Buitenlandsche Zaken dat ons terrein vooral voor de beweeglijkheid der moderne zware artillerie een onoverkomelijke hinderpaal vormde. Vroeger had men van Duitsche zijde gemeend te moeten rekenen met eene landing der Engelschen in ons land met het doel om Oost-Friesland aan te vallen, nu men evenwel in den laatsten tijd tot de overtuiging was gekomen, dat Engeland ook juist met het oog op onze terreinverhoudingen, zich nooit aan eene dergelijke poging zoude wagen, had men het aanvankelijke plan om ook ons land in de gevechtsbasis te betrekken laten varen. De inundatie is wel is waar een tweesnijdend zwaard, zooals ook nu weer in Vlaanderen blijkt, maar bedoelde attaché was oprecht genoeg om toe te geven, dat, waar de Duitschers naar Duinkerken en Calais hadden willen trekken, dus de aanvallende partij waren, zij er veel grooter nadeel door hadden ondervonden dan op het oogenblik de geallieerden.
Reeds dikwijls bemerkte ik, dat men in het buitenland een onbeperkt vertrouwen heeft in het verdedigingsmiddel, dat onze bodemgesteldheid ons door de mogelijkheid van inundatie gegeven heeft; nu de goede uitwerking van dit middel nog bovendien praktisch bewezen is, zal het zaak voor ons zijn om dit onderdeel van ons verdedigingsstelsel zooveel mogelijk naar voren te schuiven.
Daar ik veronderstel, dat de opmerkingen van genoemden deskundige aan onze Generalen Staf belang zullen inboezemen haast ik mij om Uwe Excellentie er bij dezen mee in kennis te stellen.
De Gezant, |