De Inundatiewet is als 'Wet Militaire Inundatiën' nog rechtsgeldig. Het is laatstelijk gewijzigd in 1988, 1989 (i.v.m. Nieuw Burgelijk Wetboek), 1996 (i.v.m. Invoeringswet Coordinatiewet Uitzonderingstoestanden) en 2017.
WET
VAN DEN 15den APRIL 1896 (St.bl. n°. 71),
HOUDENDE BEPALINGEN TER UITVOERING VAN ARTIKEL 152, 2de LID, DER GRONDWET.
In naam van Hare Majesteit Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut ! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat, volgens artikel 152, 2de lid, der Grondwet, het gebruik van eigendom tot het voorbereiden en het stellen van militaire inundatiën wanneer dit wegens oorlog of oorlogsgevaar wordt gevorderd, bij de wet moet worden geregeld;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1. Wanneer, in geval van oorlog of oorlogsgevaar militaire inundatiën moeten worden voorbereid of gesteld, kan zulks niet dan op last of krachtens machtiging van den Minister van Oorlog geschieden.
Artikel 2. Wanneer, tot het voorbereiden of het stellen van militaire inundatiën ten gevolge van den last of krachtens de machtiging in artikel 1 bedoeld, het gebruik van eigendom wordt gevorderd, al dan niet gepaard gaande met wijziging, tijdelijke of voortdurende onbruikbaarmaking of vernietiging van dat eigendom, kan, op last van de hoogste militaire overheid ter plaatse aanwezig, onmiddellijk tot dat gebruik worden overgegaan.
Deze zorgt onverwijld voor openbare bekendmaking ter plaatse.
Artikel 3. Te rekenen van het tijdstip der in het vorige artikel bedoelde openbare bekendmaking zijn de beheerders van waterstaatswerken, gelegen binnen het te inundeeren gebied of welke in betrekking staan met het voorbereiden of het stellen van militaire inundatiën, verplicht de bevelen na te komen, welke hun, in verband met het voorbereiden of het stellen van de inundatiën, met betrekking tot hun beheer worden gegeven door de hoogste militaire overheid ter plaatse aanwezig, en zijn evengemelde beheerders alsmede de eigenaren en gebruikers van binnen dat gebied gelegen eigendommen verplicht aan genoemde militaire overheid, desverlangd, de voor het voorbereiden of stellen der inundatiën noodige inlichtingen te verstrekken.
Artikel 4. Zoodra het gebruik, bedoeld in artikel 2, niet meer noodig is, wordt het gebruikte eigendom door of vanwege den Minister van Oorlog weder geheel ter beschikking van de rechthebbenden gesteld. De wederbeschikbaarstelling wordt door genoemden Minister ter algemeene kennis gebracht.
De Minister van Oorlog is bevoegd, voor rekening van den staat, het gebruikte eigendom terug te brengen in den toestand, waarin het zich vóór de ingebruikneming bevond.
Artikel 5. Wanneer door het voorbereiden of het stellen van de militaire inundatiën in de vorige artikelen bedoeld, eigendommen worden beschadigd of aan de vrije beschikking van rechthebbenden of huurders onttrokken, wordt aan hen, op hunne aanvrage, de schade, welke daardoor mocht zijn geleden, vergoed, voor zoover die schade als het onmiddellijke en dadelijke gevolg van het voorbereiden of het stellen der inundatiën moet worden beschouwd, en voor zoover daarin niet door toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 4, is of wordt voorzien.
De hierbedoelde aanvrage moet aan den Minister van Oorlog worden ingediend binnen eene maand na de dagteekening van de in het vorige artikel bedoelde kennisgeving.
Door de hoogste militaire overheid ter plaatse aanwezig kan, bijaldien zulks wordt verlangd, op de schadevergoeding voorschot worden verstrekt.
Artikel 6. Binnen twee maanden nadat de in artikel 5 vermelde aanvrage bij het Departement van Oorlog is ontvangen, biedt de Minister van Oorlog aan den belanghebbende eene bepaalde som gelds aan ter vergoeding der geleden schade. Is binnen den gestelden termijn geen aanbod door den belanghebbenden ontvangen, of acht hij de aangeboden schadevergoeding niet voldoende, dan kan hij het geschil op de gewone wijze hij dagvaarding bij den burgerlijken rechter aanbrengen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den 15den April 1896.
(get.)
De Minister van Oorlog,
(get.) SCHNEIDER.
De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
(get.) VAN DER SLEYDEN.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
(get.) VAN HOUTEN.
Uitgegeven den vier en twintigsten April 1896.
De Minister van Justitie,
(get.) VAN DER KAAY.