Voorzijde van Algemeene Instructie voor het Inundatie-personeel in de Stelling van Amsterdam. (brong Nationaal Archief) |
Deze pagina bevat de tekst van een hoofdstuk uit de ongedateerde 'Algemeene Instructie voor het Inundatie-personeel in de Stelling van Amsterdam' over de in perioden verdeelde werkzaamheden om tot inundatie van de Stelling van Amsterdam over te gaan. Alle drie de paragrafen in het hoofdstuk zijn er in opgenomen.
Zie ook Inunderen (algemeen) en Inundaties (inundatiwerken en polders).
De werkzaamheden tot het voorbereiden en stellen der inundatiën zijn verdeeld in vijf periodes, vormende twee tijdperken. Het eerste tijdperk, omvattende de 1ste, 2de en 3de periode, betreft de voorbereiding, het tweede tijdperk, omvattende de 4de en 5de periode, betreft het eigenlijk stellen en onderhouden der inundatiën.
In de 1ste en 2de periode wordt rekening gehouden met de mogelijkheid, dat nog geruime tijd verloopt, alvorens met het eigenlijke stellen der inundatie zal worden begonnen, waarom in deze periodes de normale waterstaatkundige en maatschappelijke toestanden nog zooveel mogelijk gehandhaafd moeten worden.
In de 1ste periode verkeert men nog onder normale rechtstoestanden en kunnen dus slechts die werkzaamheden worden verricht, waartoe òf geene vergunningen van de betrokken besturen of particulieren noodig zijn, òf de vereischte vergunningen werden verkregen.
In de 2de periode, die eerst begint, wanneer de in Artikel 1 der Inundatiewet bedoelde ministerieele last of machtiging tot het voorbereiden of stellen van militaire inundatiën is verstrekt, kan, waar gebruik van eigendom noodig is, daartoe worden overgegaan.
In de 3de periode is een spoedig intreden van de volgende periode te verwachten en kunnen mitsdien ook de werkzaamheden worden verricht, die het gebruik van terreinen en het verkeer te land of te water belemmeren of opheffen ; de voorbereiding geschiedt zoodanig, dat na afloop daarvan ieder oogenblik kan worden overgegaan tot den inlaat van inundatiewater in de boezems en tot de verspreiding daarvan in de te inunderen landen.
Tot de 4de periode worden gerekend de werkzaamheden tot het doen aanvangen van den geregelden aan- en doorvoer van inundatiewater (door de hoofdinlaatmiddelen en de kanalen der doorvoer- en inundatieboezems) en van de verspreiding (door de polderinlaatmiddelen, overlaten en coupures) van het ingelaten water. Met deze periode begint dus de feitelijke inundeering.
Gelijktijdig met de 4de vangt ook steeds de 5de periode aan, waartoe de werkzaamheden gerekend worden tijdens het stellen en na het tot stand komen der inundatiën te verrichten, zoomede die tot het onderhouden hiervan.
Uit vorenomschreven beteekenis der verschillende periodes kan blijken, dat het geheel van de omstandigheden zal afhangen, of werkelijk opvolgend alle periodes zullen intreden, dan wel of eene of meer daarvan zullen worden overgeslagen of samenvallen, zoomede dat tevoren niets voorspeld kan worden omtrent den vermoedelijk beschikbaren tijd voor het verrichten van de in eene periode uit te voeren werkzaamheden. Indien de last voor eene der periodes wordt verstrekt, ligt daarin dan ook steeds opgesloten de last om van de voorgaande periodes alle (bij het verstrekken van den last voor de 2de of 3de periode ook de niet in de Instructiën voorgeschrevene doch nader bevolene) nog onvoltooide of nog niet aangevangen werkzaamheden, voor zooveel noodig en mogelijk, nog uit te voeren.
Waar het voorts in de voorbereidingsperiodes veelal ondoenlijk zal zijn alle te verrichten werkzaamheden gelijktijdig met voldoende werkkrachten in uitvoering te nemen en steeds, zelfs in de 1ste periode, de mogelijkheid bestaat, dat binnen zeer korten tijd last voor de feitelijke inundeering wordt ontvangen, zal er bij het bepalen van de volgorde van uitvoering der voorbereidingswerkzaamheden op gelet moeten worden, dat dezulke, welker voltooiing voor het stellen der inundatiën het eerst wordt vereischt, (als bijv. het voor den inlaat van water gereed maken van inlaatmiddelen) het eerst ter hand worden genomen.
De bevelen voor het aanvangen der periodes worden zekerheidshalve (vertraging op de lijnen, verminking enz.) steeds zoowel telegrafisch als schriftelijk verzonden en luiden:
*1) Hier worden vermeld datum en nummer van de machtiging, bedoeld in Art. 1 der Inundatiewet. Mocht de 2e periode overgeslagen worden, dan wordt deze machtiging vermeld in het bevel voor de eerstvolgende periode.
*2) Door den Minister van Oorlog kan bepaald worden, dat het stellen der inundatiën benoorden of bezuiden het Noordzeekanaal voorloopig uitgesteld en alleen die bezuiden of benoorden gesteld moet worden. Dit uitstel heeft dan alleen betrekking op de polderinundatiën, niet op de boezemwateren, enz. en wordt vermeld in het bevel voor het aanvangen der vierde en vijfde periode aan het betrokken inundatiepersoneel.
In het algemeen zijn de werkzaamheden in de verschillende periodes als volgt:
In de 1ste periode worden, voor zooveel mogelijk, alle voorbereidende werkzaamheden verricht, o. a.:
In de 2de periode worden de vorenvermelde werkzaamheden der 1ste periode voortgezet, waar noodig na ingebruikneming van eigendom; voorts worden in deze periode de waterstanden in de doorvoer- en inundatieboezems opgezet tot voorbereidingspeil en somtijds - doch alleen op bijzonderen last van den Algemeenen Leider - ook die in eenige polders.
In de 3de periode worden, bij de hoofdinlaatmiddelen, de daarin aanwezige waterkeeringen gewijzigd en voor zooveel mogelijk verwijderd, zoodanig dat het buitenwater alleen door de, voor het inlaten van inundatiewater te gebruiken, keeringen van den boezem wordt gescheiden. Bij de inlaatmiddelen naar de polders wordt op gelijke wijze voor het afscheiden van het boezemwater gehandeld, voor zooveel deze inlaatmiddelen niet reeds in deze periode geheel of gedeeltelijk geopend of de keeringen daarin weggenomen kunnen worden.
Gedurende deze periode moeten de keeringen der kanaalpanden, alle kleinere inlaatsluizen en de watergemeenschappen - door sluizen of coupures - tusschen de verschillende deelen van eenzelfde inundatiekom, zoodanig worden gesteld, gewijzigd of gemaakt, dat, bij opening der hoofd- en eventueel kleinere inlaatmiddelen, de doorvoer en verspreiding met maximum toetelaten vermogen kunnen plaats hebben.
Tevens worden in de 3de periode de waterstanden in alle te inundeeren landen opgezet, en wordt, voor zooveel noodig, voortgegaan met de opzetting der waterstanden in de doorvoer- en inundatieboezems.
In de 4de periode worden de zooeven bedoelde keeringen geheel of gedeeltelijk geopend of weggenomen en op de boezems en in de te inundeeren landen water aangevoerd tot inundatiepeil.
Welke werkzaamheden in de 5de periode moeten worden uitgevoerd, blijkt voldoende uit het daaromtrent in § 8 vermelde.
(Bron: NL-HaNA 2.13.40, inv.nr. 58, Algemeene Instructie voor het Inundatie-personeel in de Stelling van Amsterdam z.d.)