Soldaten bij een aanplakbiljet met informatie over de cursussen van de Volksuniversiteit Amsterdam. (Foto: collectie René Ros) |
Hieronder volgen enkele fragmenten uit het tweede jaarverslag van de Volksuniversiteit Amsterdam waarin de mobilisatie en de Stelling van Amsterdam aan bod komen.
TWEEDE JAARVERSLAG DER VEREENIGING "VOLKSUNIVERSITEIT AMSTERDAM"
1 OCTOBER 1913 - 30 SEPTEMBER 1914
In het begin van het tweede vereenigingsjaar werd met het geven van cursussen een aanvang gemaakt; in het eerste jaarverslag is reeds het aantal deelnemers vermeld, dat verre de verwachtingen overtrof. Het verloop van de cursussen was gering, zoodat met voldoening op het eerste cursusjaar mag worden teruggezien.
Op de door de statuten voorgeschreven curatorenvergadering, welke 26 Maart werd gehouden, werd door den voorzitter, den heer K. van Lennep, op het behaalde succes gewezen en werd den curatoren het belang der vereeniging nogmaals aanbevolen, waarbij de voorzitter hen verzocht vooral hun invloed aan te wenden opdat de ingediende subsidie-aanvragen zouden worden ingewilligd.
De heer Dr. A. J. de Sopper, die volgens het opgemaakte rooster voor het eerst als lid van het Directorium moest aftreden, werd op deze vergadering bij acclamatie herkozen.
De heeren Prof. H. Th. Obbink en Dan. de Lange bedankten wegens vertrek naar elders als curator. Op de algemeene vergadering, gehouden 25 April, werden de heeren S. Alsberg en W. Spakler in hun plaats benoemd. De heer Spakler bedankte voor de benoeming.
Het reeds door het Directorium opgemaakte programma voor het tweede cursusjaar werd behandeld op de curatorenvergadering. Daar enkele cursussen het vorige jaar zelfs te druk bezocht waren, besloot het Directorium het aantal cursussen nog uit te breiden. Voor enkele vakken, die dit jaar op het programma zouden voorkomen, kon echter geen docent worden gevonden, zoodat het programma ten slotte 29 cursussen omvatte, waarvan 9 in afdeeling A en 20 in afdeeling B.
De cursussen, die over meerdere jaren zouden loopen en die het eerste jaar waren begonnen, zouden worden voortgezet, terwijl met een aantal nieuwe een begin zou worden gemaakt.
[...]
Dankbetuiging van de bezetting van Fort Waver-Amstel aan de Volksuniversiteit Amsterdam. (Afbeelding: Volksuniversiteit Amsterdam) |
Nadat het programma aldus was vastgesteld werd met de propaganda voor het komende jaar begonnen. In hoofdzaak werd deze op de zelfde manier gevoerd als verleden jaar. Vooral werd ook getracht onder de vakvereenigingen belangstelling te wekken. De besturen van verschillende vakvereenigingen verklaarden zich bereid de lijsten der cursussen in grooten getale te verspreiden; ook werden de voorzitter en de secretaresse uitgenoodigd op vergaderingen der vakvereenigingen het doel der V. U. A. uiteen te zetten.
Het gemeentebestuur en verschillende professoren waren ook dit jaar weder zoo bereidwillig laboratoria en lokalen ten gebruike af te staan.
Voor het huren van de verdere benoodigde lokaliteiten werd dit jaar bijzonder vroeg gezorgd, om in de gelegenheid te zijn de beste lokalen te huren. Met het grootere aantal cursussen deed de moeilijkheid om goede lokalen te vinden zich nog sterker gevoelen dan verleden jaar en kwam de behoefte aan een eigen gebouw weer duidelijk aan den dag.
Met de Lichtbeelden-vereeniging werd een overeenkomst gesloten waarbij deze vereeniging op zich nam de benoodigde lantaarnplaatjes voor de cursussen der V. U. A. te maken, terwijl de V. U. A. deze voor een bepaalden prijs kon huren. De plaatjes zouden het eigendom blijven der Lichtbeelden-vereeniging, maar de V. U. A. zou, indien zij deze plaatjes noodig had voor haar cursussen, den voorrang genieten.
Ook dit jaar werd door middel van zegels weder de gelegenheid opengesteld de kaarten vooruit te betalen in gedeelten van 10 cents.
Van deze gelegenheid wordt echter zeer weinig gebruik gemaakt.
Half Juni werd met den kaartenverkoop begonnen; ook verscheidene boekhandelaren stelden zich, ditmaal tegen een kleine vergoeding, weder beschikbaar de kaarten te verkoopen.
Zoo was alles geregeld voor den nieuwen cursus, toen begin Augustus de oorlog uitbrak, die aan alle verdere plannen een einde maakte. Bij de samenstelling van het programma was gerekend op de bewilliging van de aan het Rijk, de Provincie en de Gemeente aangevraagde subsidiën; en bij het uitbreken van den oorlog was er, door de groote onkosten die de mobilisatie meebracht en bij de algemeene onrust en onzekerheid en het streven naar bezuiniging, niet veel kans, dat de aanvragen zouden worden toegestaan (het bleek later ook, dat deze zienswijze juist was). De kas der vereeniging bevatte niet genoeg om de onkosten, verbonden aan het geven der cursussen te kunnen bekostigen, zoodat het Directorium niet anders kon doen dan besluiten dit jaar geen cursussen te doen houden en het heele programma een jaar uit te stellen. De contracten met de zaalverhuurders zouden, indien dit mogelijk was, worden geanuleerd en getracht zou worden met de nog in kas zijnde gelden de vereeniging in stand te houden. De heer van Lennep, die als voorzitter van het Curatorium de vergadering van het Directorium, waarin dit besluit genomen werd, bijwoonde, was het met deze zienswijze geheel eens.
Hoe ongaarne dit besluit werd genomen, zal wel niet behoeven te worden gezegd, er stond op dat oogenblik echter geen andere weg open. Daarbij kwam nog, dat naar de meening van het Directorium, bij de heerschende gedrukte stemming en den onzekeren toestand, waarin ons land verkeerde, het publiek ook weinig belangstelling voor de cursussen zou hebben.
Toen de mobilisatie eenige weken had geduurd en het waarschijnlijk was, dat ons land niet in den oorlog zou worden betrokken, besloot het Directorium echter te pogen de krachten die nu toch niet op de gewone wijze konden worden besteed, aan te wenden ten bate van de militairen, die zich bevonden in de stelling van Amsterdam. Het was niet waarschijnlijk, dat de mobilisatie spoedig zou zijn geëindigd, groot gevaar zou er dus zijn dat de militairen die op de forten weinig afwisseling konden vinden, zich in hun vrijen tijd zouden gaan vervelen en daardoor zouden demoraliseeren. Goede afleiding zou kunnen helpen om de stemming opgewekt te houden en demoralisatie tegen te gaan. En al was zulk werk eenigszins afwijkend van de gewone taak der V. U. A., het Directorium meende in deze buitengewone omstandigheden volkomen gerechtvaardigd te zijn, indien niet, zooals gewoonlijk, uitsluitend de gelegenheid tot ontwikkeling werd gegeven, maar indien de vereeniging zich ook bezighield met het geven van ontspanning, die, als zij goed is, immers ook een gunstigen invloed kan uitoefenen.
Er werd dus besloten in de verschillende forten avonden te organiseeren, waarop goede kunst in den vorm van muziek, declamatie e. d. zou worden ten beste gegeven en waarop ook populair wetenschappelijke lezingen zouden worden gehouden, liefst met lichtbeelden. De voorzitter der V. U. A. besprak dit plan met den Commandant van de stelling van Amsterdam, die er de meeste sympathie voor had en zijne medewerking toezegde.
Met het oog op den finantiëelen toestand der vereeniging kon slechts een zeer klein bedrag voor noodzakelijke onkosten worden uitgetrokken, niet voldoende om sprekers en artisten te honoreeren. Er werd dus een oproep in de dagbladen geplaatst voor belanglooze medewerkers, die tengevolge had, dat de bereidwilligen toestroomden om hun hulp aan te bieden. Het is onmogelijk allen bij name te noemen, maar uitstekende krachten boden zich aan, zoodat den militairen menigen aangenamen, zoowel als nuttigen avond kon worden geboden. Een woord van dank zij hier gebracht aan allen, die hun tijd, hun kunst en hun wetenschap ten dienste stelden van de militairen en die zich soms groote moeite hebben getroost om de V. U. A., en daarmee de bezettingen van de verschillende forten ter wille te zijn.
De Lichtbeelden-vereeniging was zoo vriendelijk kosteloos haar lantaarnplaatjes voor die lezingen beschikbaar te stellen en ook verder behulpzaam te zijn bij het vertoonen der plaatjes. Ook de heeren Elshout en van Kreveld bewezen hierbij groote diensten.
Nog een groote moeilijkheid leverde het vervoer van de sprekers en de artisten naar de forten op. De meeste forten zijn niet anders te bereiken dan met een auto of motorboot; getracht moest dus worden eenige auto- en motorbootbezitters te bewegen hun vervoermiddel eens af te staan voor het vervoer naar de forten. Hierbij bewees de Directrice der Lichtbeelden-vereeniging, mej. de Gijselaar, weder uitstekende diensten; het is vooral door haar bemiddeling, dat de beschikking werd verkregen over een aantal auto's, zoodat, toen na een oproep in de courant nog eenige auto's en motorbooten tot onze beschikking kwamen, alle forten met niet al te groote tusschenpoozen geregeld van tijd tot tijd konden worden bezocht.
Groepsfoto van soldaten, gemaakt in oktober 1914, met enkele posters van de Volksuniversiteit op de muur achter hen. (Foto: collectie René Ros) |
Nadat alles zoover in gereedheid was, werd aan alle commandanten van de 42 forten van de stelling van Amsterdam een circulaire gezonden, waarbij het plan werd uiteengezet. Het bleek, dat bijna overal gaarne van het aanbod van de V. U. A. werd gebruik gemaakt. Zoo werd reeds 21 Augustus de eerste uitvoering gegeven. Tot 31 Dec. werden 249 avonden georganiseerd. Het grootste getal, dat in éen week werd gegeven, bedraagt 28. Tegen het einde van het jaar kwamen echter vele moeilijkheden en wel in de eerste plaats hierdoor dat de autobezitters hun toezegging introkken, daar het met het slechte weer te gevaarlijk was om te rijden. Ook bij de artisten en sprekers zelf werd de lust en de tijd om op te treden minder groot terwijl ook op de forten gevormde feestcommissies dikwijls zelf het werk overnamen en dan sprekers en artisten inviteerden.
Reeds spoedig kwam van een der forten het verzoek behulpzaam te willen zijn bij het inrichten van geregelde cursussen. Daar dit fort dicht bij Haarlem was gelegen, werden stappen gedaan aldaar per- sonen te vinden die zich met het regelen van deze cursussen zouden willen belasten. Dr. J. B. Schepers heeft met groote bereidwilligheid aan dat verzoek voldaan en zelf het geven van eenige cursussen op zich genomen. Het denkbeeld was daardoor gewekt om ook op de andere forten het geven van cursussen te bevorderen. Weder werd een circulaire gezonden, waarin hulp werd aangeboden, maar waarin werd aangeraden, in de eerste plaats de leerkrachten uit de bezetting zelf te gaan zoeken. Lukte dit niet, dan zou, zoo mogelijk, de V.U.A. trachten docenten te vinden. Op de meeste forten zijn cursussen ingericht en is op boven aangegeven wijze in de leerkrachten voorzien. Door de V. U. A. werd, waar het noodig en mogelijk was, voor een docent gezorgd. De heeren W. Broere, S. van Win, D. Stassar, A. van den Berg en A. de Hullu stelden zich beschikbaar wekelijks de soms zoo moeilijke reis naar verschillende forten te ondernemen, om het gewenschte onderricht te verschaffen. Jammer, dat hun moeite niet altijd met de noodige belangstelling is beloond door de militairen, die, hoewel zij zich eerst vooor de lessen hadden opgegeven, later niet de minsten vrijen tijd wilden opofferen om deze geregeld te volgen. Over het algemeen gaat het geven van lessen met groote moeilijkheden gepaard en is de deelname niet zoo groot als oorspronkelijk wer verwacht.
Toen de Centrale Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van gemobiliseerden werd opgericht, bleef de V. U. A. zich, als plaatselijk comité voor de stelling van Amsterdam met het werk belasten. Door de Provinciale Commissie, die zich als afdeeling van de Centrale Commissie had gevormd werd een klein fondsje ter beschikking gesteld tot het bestrijden van de noodzakelijke onkosten. Ook de gemeente Amsterdam verleende hierbij hulp, door de ongebruikte schoolbehoeften voor de cursussen aan de militairen in bruikleen af te staan.
In het begin van October, toen de rust weer eenigszins was weergekeerd, bleek het, dat algemeen het besluit van het Directorium om geen cursussen te houden, groote teleurstelling had gewekt. Ook vroeg het Amsterdamsch comité tot ontwikkeling en ontspanning van de werkeloozen de medewerking der V.U.A. en werd de vereeniging uitgenoodigd zich bij dat comité aan te sluiten. Daarbij kwam nog het feit, dat enkele verhuurders van zalen de eens gesloten contracten niet wilden annuleeren en dat dus toch een groote som voor zaalhuur moest worden betaald. Al deze omstandigheden brachten het Directorium er toe op het eens genomen besluit terug te komen en te trachten met zoo weinig mogelijk onkosten eenige cursussen te doen houden. De docenten, die verleden jaar het grootste aantal toehoorders hadden gehad en wier cursussen de minste kosten meebrachten, zouden worden gevraagd, dit jaar hun cursus te vervolgen. Honorarium zou echter slechts dan kunnen worden gegeven, indien van de cursussen, na aftrek der kosten, een batig saldo werd overgehouden.
Met het oog op de tijdsomstandigheden zouden de cursusgelden worden verlaagd en zouden de toegangsbewijzen voor afdeeling A f1.-, voor afdeeling B op f2.- worden bepaald, terwijl een aantal plaatskaarten kosteloos voor de werkeloozen zou worden schikbaar gesteld.
Met aandrang werd weder verzocht, dat zij, die meer dan het minimum konden betalen, dit ook werkelijk zouden doen, doch veel heeft dit niet geholpen. De meeste toehoorders hebben zich tot het betalen van het minimum bepaald, terwijl er toch zeker onder hen een vrij groot aantal is, dat zich hiertoe niet had hoeven te beperken.
Doordat het verzoek om den Cursus toch te houden, zoo laat kwam, zoodat er weinig tijd voor voorbereiding meer was of de docenten den avond al hadden bezet, konden niet allen er aan voldoen. Toch gelukte het nog 12 cursussen te geven. [...]
(Met dank aan: Volksuniversiteit Amsterdam.)