Tijdens de meidagen van 1940 was de uit Amsterdam afkomstige L. Bode (roepnaam Bert) als soldaat ingekwartierd in Soest. De ca. 35-jarige sergeant van een mitrailleurcompagnie van het 2de Bataljon van het 18de Regiment Infanterie (II-18 R.I.) moest een bijdrage leveren aan de verdediging van de Grebbelinie.
Op aandringen van zijn zoon René schreef hij tussen 1940 en 1942 een verslag over de periode van 10 tot en met 14 mei 1940. Hij ging hiervoor terug naar enkele locaties en maakte foto's om in het verslag op te nemen.
Op de vroege ochtend van 10 mei namen ook Bert Bode en de andere in Soest ingekwartierde soldaten vele Duitse vliegtuigen waar. Vanwege de inval moest zijn mitrailleurcompagnie haar bestemming achter de Grebbelinie innemen, kort achter de stoplijn langs de Eem. Het hoofdkwartier kwam in een lijnwerkershuis aan de spoorweg Baarn - Amersfoort. Directe gevechtshandelingen vonden er niet plaats maar er moest nog een commandopost van spoorbielzen gebouwd worden. Tevens werd het verduisteringsverbod gehandhaafd en arresteerden ze NSB-ers en verdachte Duitse inwoners.
Er heerste een grote nervositeit onder de soldaten die de volgende dagen vele Duitse vliegtuigen, vele evacuatietreinen uit Amersfoort en kanonvuur in de omgeving van die stad zagen. Maar de inundatie zagen ze maar niet: "Inundatie is voor ons een begrip geworden, meer niet. Voor den oorlog hoorde je daar over praten en je voelde het groote belang daarvan. Sinds verleden week Vrijdag [10 mei] gelooven we er niet meer aan".
In de vroege ochtend van 14 mei moest het leger zich van de Grebbelinie terugtrekken op de Vesting Holland. Voor sergeant Bode betekende dat een tocht door Hilversum naar 's-Graveland, net als vele andere militairen met hun materieel. In 's-Graveland bleef de compagnie enige tijd om met hun mitrailleurs de terugtrekkende troepen eventueel dekking te kunnen geven.
Maar het peleton waar sergeant Bode de leiding over had, kreeg de opdracht om alvast naar een kruising in Weesp te gaan in afwachting van de rest van de compagnie. Daarvoor ging het peleton over de Gooilandseweg, langs de Veldstelling bij Uitermeer en het Fort Uitermeer, naar de Kazematten Weesp. Over deze tocht schreef de sergeant later in zijn verslag:
"Fort Uitermeer. Het wemelt er van soldaten en er wordt hard gewerkt aan veldversterkingen."
Weer een dwarsvaartje. Daarbij een tankversperring. De gepunte H-balken worden met zware strippen aan elkaar gelascht."
Vanaf deze vechtwagenhindernis bij de Ankeveense molen buigt de weg naar het westen.
"Een bocht in den weg. Daar voorby zien we Weesp. En.... inundatie! Hoe is het mogelyk. Links en rechts van den weg een uitgestrekte wateroppervlakte, kennelyk geinundeerd. Hekken, veestallen en landbouwgereedschap steken nog grootendeels boven het water uit, maar het is tenminste inundatie.
Wat ons minder vertrouwen inboezemt zyn de schuilplaatsen voor en achter het geinundeerde gebied. Zy zyn nog lang niet klaar. Scherp afsteekend tegen het hooge groene gras liggen daar geel-witte zandbergen en de bekende kubusvormige schuilplaatsen van beton. Aan de eigenlijke kazematten moet nog begonnen worden. Wat zal dat alles goed waarneembaar zyn uit de lucht. De stemming zakt weer by het zien van dat alles.
Rechts van ons, aan den anderen kant van de vaart is in den dyk een groot gat gegraven, waardoor het water, vermoedelyk van de Vecht via de Loodyk, onder den weg door naar het land links van ons stroomt. Het water stroomt zeer snel, er schynt veel verval te zyn. Ook links van ons zien we nu overal de betonnen schuilplaatsen en de kazematten. Sommige zyn klaar, de meesten echter niet.
De brug over de Vecht is gesloten. Er passeert een lange sleep rynaken. Kleine roode kruis vlaggetjes staan er op."
Sergeant Bode weet dan natuurlijk niet dat de bouw van de groepsschuilplaatsen in februari-maart 1940 was beëindigd.
Na enige tijd bereikte het peleton de kruising Van Houtenlaan - Gooilandseweg. De soldaten mochten een bak koffie gaan drinken in het restaurant aldaar.
"Ik neem de omgeving eens op. Het is hier een uitlooper van het stadje. Links en rechts staan nieuwe landhuisjes. Daar achter is men bezig met het bouwen van kazematten. Betonmolens en draglines zyn in bedrijf. Ook hier dezelfde indruk als langs den weg. Niets is klaar."
Waarbij opmerkelijk is dat de arbeiders gewoon aan het werk waren.
Omdat het lang duurde voordat de rest van de compagnie zich bij hen voegde, fietste sergeant Bode ze tegemoet en ging dezelfde weg terug. Alle troepen hadden zich inmiddels teruggetrokken en de Gooilandseweg was verlaten.
"Ik kyk nu tegen den achterkant van de betonnen schuilplaatsen aan en wat ik daar zie bezorgt my een ernstigen schok. De schuilplaatsen staan rondom in het water! De soldaten zyn als wanhopigen bezig met zand en grond dat ze van de kazematten afgraven, een droog pad naar den ingang van de schuilplaats aan te leggen. By anderen is men zelfs bezig om een wal om de schuilplaatsen te maken. De kleine ingang is ongeveer 40 centimeter boven den beganen grond aangebracht. Van daar voert een trap naar beneden. Het water zou dus in de schuilplaatsen loopen en absoluut onbruikbaar worden daardoor. Ontzettend! Hoe komt dat nu? Staat het water hooger dan geprojecteerd is of zyn de schuilplaatsen te laag gebouwd? Overal hetzelfde troosteloze gezicht."
Hij reed steeds een stukje verder totdat hij weer terug in 's-Graveland was. Onverrichte zake terug in Weesp ontdekte hij 500 meter van de kruising de keukenwagen van zijn compagnie, die vermoedelijk via een andere route, de 's-Gravelandseweg, Weesp hadden bereikt. In heel Weesp bevonden zich toen ongeveer 20.000 soldaten.
De compagnie stelde zich op bij het Fort aan de Ossenmarkt. Het torenfort werd nog onderzocht op bruikbaarheid maar er stond water in en het gebouw was in slechte staat.
Ook in Weesp werden nog meldingen over NSB-ers en geweerlopen uit ramen onderzocht. Na vier dagen vrijwel onafgebroken wakker te zijn geweest, vernamen ze die dag, 14 mei, om 19.00 uur via de radio over het bombardement op Rotterdam en de capitulatie. De verslagenheid was groot, er werd gehuild, soldaten gooiden hun wapens in het water, anderen vielen weer in slaap op het gras of mochten bij Weesper burgers slapen. De café's wilden die dinsdagavond open en één was daadwerkelijk buiten de openingstijden geopend, maar sergeant Bode liet het weer sluiten.
"Ik moet er niet aan denken wat er kan gebeuren als de gedemoraliseerde en nog steeds bewapende soldaten zich gaan bedrinken."
Een ontnuchterende opmerking bij een ontnuchterende situatie.