Sergeant A.M. de JongAlias: Frank van Waes |
Naam voluit: |
Adrianus Michiel de Jong (Adriaan) |
Geboren: |
29 maart 1888, Nieuw-Vossemeer (Noord-Brabant) |
Overleden: |
18 oktober 1943, Blaricum (Noord-Holland) |
Levensloop: |
Het gezin van Melchior de Jong (*20 december 1855 Nieuw-Vossemeer, †4-3-1935 Eindhoven) en Pieternella Johanna Hazen (*4 juli 1858 Tholen, †23-1-1922 Delft) bestond uit zes kinderen; twee dochters en vier zoons. Adriaan was de jongste en werd op 29 maart 1888 geboren. Het militieregister van de gemeente Delft, vermoedelijk voor het jaar 1908 wanneer hij 20 jaar werd, vermeldt Adriaan's naam maar niet of hij is aangewezen of afgewezen voor de militieplicht. Er wordt beweerd dat hij werd uitgeloot. Adriaan was inmiddels schoolmeester in Amsterdam toen hij op 29-jarige leeftijd als oudere lichting op 5 juli 1917 alsnog werd gemobiliseerd. Hij begon zijn militaire carrière in het barakkenkamp op het Entos-terrein in Amsterdam, vermoedelijk bij het Depot VIIe Infanterie Brigade. De manschappen deden schietoefeningen op de schietbaan op het Militair Terrein Zeeburg. |
Fragment van een groepsfoto van manschappen op het barakkenkamp Entos-terrein. | |
|
Al snel begon Adriaan de militaire logica, machtsmisbruik, misstanden en andere belevenissen te beschrijven en deze werden onder het pseudoniem 'Frank van Waes' in het socialistische blad Het Volk gepubliceerd als 'Notities van een Landstormman'. In 1917 werden de notities gebundeld in een gelijknamig boek uitgebracht dat in 1969 zijn derde herdruk zag. De legerleiding, en vooral zij die herkenbaar waren in de notities, hadden grote moeite met deze 'gezags ondermijnende stokerij' en men probeerde de schrijver te vinden. Onschuldigen werden gestraft of overgeplaatst maar die hadden daar meestal weinig problemen mee. Na het Entos-terrein werd Adriaan overgeplaatst naar de officiers opleiding in Harderwijk. Een kolonel deed verwoede pogingen de schrijver te achterhalen maar moest meerdere malen voor de krijgsraad in het stof bijten. Op de volgende legeringsplaatsen bedachten de officieren zich wel drie keer voordat ze dat ook gingen proberen. Ze deden daarom eerder poeslief tegen de verdachte om niet 'te schande' te worden gezet in de notities. |
"Pas hadden ze bij het fort nog een heel magazijn leeggehaald, koffiebonen en thee en vlees en suiker en erwten en bonen en meel, enfin, de heele rataplan ... En de schildwacht had natuurlijk niks gehoord of gezien ... Looie pijpen, samen delen natuurlijk, maar geen spoortje van een bewijssie, tegen niemand ... en toch moesten ze de boel met paard en wagen weggehaald hebben ..." |
|
|
Exacte locaties worden nauwelijks in de notities genoemd. Maar na Harderwijk ging Adriaan een paar maanden naar het veldleger in de omgeving van Oudenbosch. De oorlogsbestemming was 'Hollandsch Diep' waar hij tijdens een korte dreigende periode ook heeft gezeten. |
"Frank en Kotting hadden één kamer en beiden een diep en behagelijk ledikant [in een pension]. Ze haastten zich om het eerst onder de wol te zijn en de ander daardoor te dwingen de kaars uit te blazen. Toen lagen ze allebei in bed en de kaars brandde nog. Ze kregen hevige ruzie, beschuldigden elkaar van onhartelijkheid en van fraude en weigerden kort en goed om het licht te doven, waarvoor ze uit bed zouden moeten stappen. Maar ze konden geen van beiden met licht slapen en begonnen telkens op nieuw te schelden en te betogen dat de ander de luie lammeling was, een handsvot en als vriend, wat je dan noemt: vriend, geen bliksem te betekenen had. Tot Frank een geniale inval kreeg: tegen zijn bed stond z'n geweer, waar nog losse flodders in zaten van de velddienstoefening bij Ede. Resoluut greep hij het wapen, mikte even, Kotting dook verschrikt onder de dekens ... toen knalde het schot en de kaars was uit ... Met een zucht van verlichting strekten ze hun leden en zonken onverwijld in diepe slaap weg ... En eerst de volgende morgen hoorden ze van de opschudding, die het schot in de nacht in het vredige pension gebracht had. Er was een dame flauw gevallen en geruchten van moord of zelfmoord hadden een hele sleep bibberende slaapgasten in nachtgewaad over de gangen doen scharrelen... Frank en Kotting sloten hartelijk aan bij de verontwaardiging van de hotelier en zijn gasten over de zo baldadige en levensgevaarlijke grappenmakerij!..." |
|
|
Alhoewel hij zijn eerste essay in 1912 en zijn eerste roman in 1916 schreef, verscheen vanaf 1920 een indrukwekkend oeuvre van romans. De serie 'Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren' is daar de bekendste van. Ook schreef hij de teksten voor het eerste succesvolle stripverhaal in Nederland: 'De wereldreis van Bulletje en Boonestaak'. In 1943 woonde Adriaan aan de Professor van Reeslaan 12 te Blaricum. De achterbuurman van Matthijssenhoutweg 27 was Albert Nijland, Heerbanleider van de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Op 16 maart voerde het Blaricumse verzet op deze buurman een niet fatale aanslag uit. Adriaan's stoffelijke resten werden op 21 oktober 1943 op het Crematorium Velsen te Driehuis gecremeerd en op 17 januari 1995 boven de Noordzee verstrooid. |
Bron |
'Notities van een Landstormman' en 'Frank van Wezels Roemruchte Jaren' (A.M. de Jong), Fout en niet goed (Koos Groen), STIWOT, Gooi- en Eemlander (Edward de Vries Lentsch) en diverse genealogie en literatuur websites. |
Foto's: |
publiek domein en collectie Documentatiecentrum Stelling van Amsterdam |