Korporaal Muller |
Naam voluit: |
Izaak (Jan) Muller |
Geboren: |
8 april 1893, Amsterdam (Noord-Holland) |
Overleden: |
27 december 1960, Soest (Utrecht) |
Levensloop: |
Izaak (later verder bekend geraakt als Jan) was de zoon van Gerard Jan Louis Muller en Anna Margaretha Tenge. Hij groeide op in het ouderlijk huis aan de Nassaukade 135hs te Amsterdam, waarnaast zijn vader, op no. 134, een meubelwinkel had. Na de lagere school ging hij naar de "Tweede Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus" aan de Zocherstraat. Daarna, tot zijn diensttijd had hij een baantje als gemeenteambtenaar. Hij was zeer muzikaal en speelde uitstekend piano. Op 11 januari 1912 kreeg hij - 19 jaar oud - bericht dat hij onder nr. 2847 was ingeschreven voor de lichting 1913; op 1 november 1912 volgde per briefkaart de mededeling dat zijn lotingsnummer 1116 was. En tenslotte bleek op 10 januari 1913 dat hij pech had; met zijn nummer viel hij onder de groep in te lijven lotelingen. Hij was toegewezen aan het 2e Regiment Vesting Artillerie, met als kleine pleister op de wonde dat hij in het Amsterdamse garnizoen in de Oranje-Nassau Kazerne zou worden gelegerd. Hij begon met het vervullen van zijn dienstplicht op 4 maart 1913. Getuige een aantal foto's kreeg hij toen een opleiding op het Artillerie Schietkamp Oldebroek, vermoedelijk om te oefenen met de daar aanwezige kanonkazemat en/of hefkoepel. Hij is daarna in ieder geval gelegerd geweest in Fort Waver-Amstel (zie ook Soldaat Groennou). Daar heeft hij kennelijk zijn best gedaan of was er een tekort aan korporaals, want op 22 maart 1915 volgde zijn bevordering tot korporaal. |
Izaak Muller (links) met een onbekende dienstmaat voor de tent op Legerplaats bij Oldebroek in 1913. | |
|
Op 1 augustus 1919 volgde ontslag uit de dienst en ging hij over naar de Landweer. Kort daarna, op 30 oktober 1919, trouwde hij in Haarlem met Christine (Tine) Limbach. Om nooit opgehelderde redenen raakte hij in de twintiger jaren gebrouilleerd met zijn ouders. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij bij de Bataafsche Import Maatschappij, een onderdeel van Shell, in Den Haag. Zijn hoogste functie was plaatsvervangend hoofd van de sectie Benzine. Hij sympathiseerde met de N.S.B. (was echter geen lid) en het "Groot Duitsche Rijk". Daarom is hij na de bevrijding nog korte tijd in Den Haag geïnterneerd geweest, maar al spoedig weer vrijgelaten. Op 17 april 1946 werd hij definitief buiten vervolging gesteld op grond van gunstige getuigenverklaringen van buren en collega's en omdat hem verder weinig kon worden verweten. Hij verhuisde met zijn vrouw naar Soest waar hij een handel in olieproducten dreef. |
Bron & foto's: |
Hans A. Muller† (zijn neef) |