Korporaal Thijssen |
Naam voluit: |
Theodorus Johannes Thijssen (roepnamen Theo en Do; pseudoniem Otto L. Fieggen) |
||
Geboren: |
16 juni 1879, Amsterdam (Noord-Holland) |
||
Overleden: |
23 december 1943, Amsterdam (Noord-Holland) |
||
Levensloop: |
Theo was de eerste van zes kinderen van Samuel Jan Thijssen (schoenmaker/-winkelier, 1853-1890) en Alida Thijssen-Fieggen (winkelierster, 1858-?) en werd vernoemd naar zijn opa van vaderskant. Op 9 maart 1899 werd hij voor de eerste oefening ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie (net als zijn vader) hetgeen duurde tot het groot verlof op 28 februari 1900. Op 11 september 1899 was hij bevorderd tot Milicien-Korporaal Op 1 november 1906 huwde hij met Johanna Maria Zeegerman. Zij overleed op 6 oktober 1908 en liet hem een zoon na. Iets meer dan een jaar later, 18 november 1909, trouwde Thijssen voor de tweede maal, nu met Geertje Dade waarmee hij twee zoons en een dochter kreeg. Op 1 augustus 1914 moest Thijssen, 35 jaar oud, opkomen tijdens de mobilisatie en als artillerist bij het 2e Regiment Vesting-artillerie gelegerd in het Fort bij Uithoorn. Voor zover bekend diende hij onder Fortcommandant Segov. Theo droeg zelf aan het soldatenbestaan bij, bijvoorbeeld door aan zijn uitgever boeken voor de fortbibliotheek te vragen. Als verlofregelaar, foerier, bibliothecaris, en waarnemend administrateur zal hij een spilfunctie in het fort hebben gehad die, gezien de blijken van waardering, op prijs werd gesteld. In het voorjaar van 1915 volgde hij nog een cursus van elf weken tot onderofficier (sergeant) maar in juni zwaaide hij af en pakte het burgerbestaan weer op. Hij beschouwde zijn mobilisatie tijd als een "cursus in mensenkennis en maatschappij-kennis, die ik iedere schoolmeester toe-wens". Anderzijds ergerde hij zich aan "de jammerlike burokratenrommel en de geldweggooierij in ons leger". |
||
Theo Thijssen (middenachter) in 1918 als lid van de Amsterdamse Schoolvoetbalcommissie. | |||
|
Van 1899 tot 1921 was hij onderwijzer, het langst aan de 104de Volksschool aan de Eerste Boerhaavestraat in Amsterdam. Tevens was hij redacteur van het pedagogisch tijdschrift 'De Nieuwe School'. Gedurende zijn leven schreef hij zes romans, twee verhalenbundels, een deel memoires, een artikelenbundel over taalonderwijs, reken- en taalboekjes voor de lagere school, een handvol brochures, een reeks van columns, vele toespraken en duizenden artikelen. Zijn meest bekende roman is 'Kees de jongen' uit 1923 over een schoenmakerszoon uit de Amsterdamse Jordaan, die zich in alle tegenslag overeind houdt door te dagdromen. Het kende 44 drukken en werd in 2003 verfilmd. In 1921 werd hij bestuurder van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers en werd hij voor de S.D.A.P. lid van de Tweede Kamer (1933-1943) en de Amsterdamse gemeenteraad (1935-1941). Vanwege de Februaristaking werd hij door de Duitse bezetter van februari 1941 tot april 1941 geïnterneerd.
Theo overleed op natuurlijke wijze in december 1943 en werd begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Op 16 juni 1979 werd een standbeeld van Theo Thijssen, zittend op een tafel van leerling Kees, onthuld op de Lindengracht in Amsterdam. Op Anjeliersstraat 157 is een gevelsteen ter zijner herinnering te vinden. |
||
Bronnen: |
Brieven van Theo Thijssen aan C.A.J. van Dishoeck, Parlement & Politiek, website Theo Thijssen Museum |
||
Foto's: |