Hoofdstuk 8, 'Politieke Beteekenis van Amsterdam' van de brochure 'Amsterdam in staat van beleg' uit 1878 door J.C.C. Den Beer Poortugael. De schrijver was ten tijde van de publicatie waarnemend hoofdintendant van het leger, later commandant van de Stelling van Amsterdam en Minister van Oorlog.
Te spreken van een bondgenoot, thans, nu wij gezien hebben hoe Denemarken - in 1864 en Turkije, in dezen gruwelijken oorlog, aan hun lot zijn overgelaten, zal ongetwijfeld een glimlach op veler lippen brengen.
Toch, al zal ik ook altijd er voor blijven ijveren, om onze onafhankelijkheid te doen steunen op eigen kracht, staat het bij mij vast, dat wij niet zonder bondgenoot zullen blijven, mits wij toonen een bondgenoot waard te zijn, hem tijd en gelegenheid geven ons te kunnen helpen, mits wij bewijzen dat het ons heilige ernst is met de verdediging onzer onafhankelijkheid, mits wij gelooven aan ons zelf!
Nederland is meer waard dan Denemarken en wij liggen dichter bij de grootmachten van Westelijk Europa dan Turkije. Duitschland zal nimmer gedoogen, dat wij door Frankrijk en Frankrijk niet dat wij door Duitschland worden genomen. Engeland evenmin. Vertrouwen te stellen op het trouwelooze Albion [Groot-Brittanië] zou voorzeker eene naïviteit en eene dwaasheid zijn. Moest van daar de steun komen uit liefde of vriendschap, voor ons wij zouden lang kunnen wachten. Hier geldt echter meer dan sympathie of rechtsgevoel, hier geldt eigenbelang. Onze onafhankelijkheid is voor den eilandstaat een levensbeginsel: het al of niet behoud der suprématie ter zee. De havens van Vlissingen en van den Helder zijn in handen van eene groote mogendheid - onverschillig hoe zij moge heeten: Frankrijk, Duitschland of Rusland - oorlogshavens van den eersten rang. Voegt tusschen deze nog de monden van de Maas, den Waterweg van Rotterdam naar Zee, de haven van IJmuiden, en denkt u de groote zeemogendheid, die dat alles bezit met onze marine en onze zeelieden, in oorlog met Engeland;.... telt de weinige uren stoomens, die Engeland van ons ligt en verwondert u dan niet als de fictie van ,,The Battle of Dorking" daarna spoedig verwezenlijkt worde.
Dat men er in Engeland ook zoo over denkt, blijkt uit het oordeel van den daar als militaire spécialiteit gunstig bekenden kolonel CHESNEY, die in de Edinburgh Review o.a. het volgende schreef, dat bij de bevestiging der stelling van Amsterdam tot leering en aanmoediging kan strekken: "Zoo de Hollanders slechts 't goede voorbeeld van 't naburige België, door Brialmont's bekwaamheid voorgelicht, wenschen na te volgen; zoo zij van het land binnen hunne waterlinie een grootscher en ruimer Antwerpen willen maken, waarin het gansche nationale leger voor een tijd beschut zou zijn tegen een tienmaal sterker vijand, kalm zoodanige hulp te land of ter zee afwachtend, als de politieke combinaties voor 't oogenblik mochten beloven - dan zou het onlangs ontworpen plan van defensie voor 't nationale doel geschikt mogen genoemd worden. De Hollanders zouden ongetwijfeld den dapperen tegenstand der Denen bij de invasie van Sleeswijk navolgen en, naar wij vertrouwen, met meer succes. Toch kan het niet te luid verkondigd worden dat de onafhankelijkheid van de Nederlanden een hoofdpunt is van het politieke stelsel van Europa, een punt, dat wij beschouwen als van een levensbelang voor ons zelf."
Als zoo de vreemdeling denkt, dan moet het fiere woord herhaald van een der vertegenwoordigers der hoofdstad ten Staten-Generaal:
Amsterdam heeft door zijne eigenaardige positie het vermogen om zich te verdedigen en dat vermogen maakt de verdediging tot plicht.
Is dat Amsterdam's plicht, dan is het ook de plicht van regeering en volk, dat verdedigingsvermogen van Amsterdam te consolideeren en van de stelling te maken, wat zij kan zijn; een ruimer en grooter Antwerpen dan Brialmont's vernuft heeft ontworpen.
Er is nog een ander politiek belang, dat ons noopt aan de stelling van Amsterdam de bevestiging en kracht te geven, waarvoor zij vatbaar is.
Wij moeten sterk genoeg zijn om in ons zelf te gelooven, ten einde bij toekomstige verwikkelingen van Europa niet uit gemis aan zelfvertrouwen, door vrees voor den eenen staat een bondgenootschap bij een anderen staat te zoeken en dien in de armen te worden geworpen. Zoodanige politiek zou ons wis verderf zijn. Neutraal moeten wij blijven; vriend van ieder, die ons in rust laat, maar onmiddelijk de erkende vijand van elk, die onze neutraliteit schendt.
Gedachtig aan het woord van Mirabeau:
"Jamais neutralité n'a été violée étant forte ni respectée étant faible. Pour être libre, il ne faut que le vouloir fortement"
"Nooit is neutraliteit geschonden door sterk te zijn noch zal zij worden gerespecteerd gedurende zwakte. Om vrij te zijn moet de wil daartoe heel sterk aanwezig zijn",
moet onze positie zijn eene beveiligde onzijdigheid, geschraagd en gerugsteund door het bezit van toereikende verweringsmiddelen.
Daartoe is allereerst noodig eene toereikende levende strijdmacht, voorts behoorlijk versterkte stellingen als complement harer kracht.
Is het den vreemdeling bekend, dat wij een goed georganiseerd veldleger bezitten, opgewassen tegen een zijner legercorpsen en dat de stelling van Amsterdam niet langer is eene fictie, maar eene nagenoeg onneembare reduitstelling, noch van de zeezijde noch van de landzijde te genaken, dan zullen wij eindelijk het gevaarlijk politiek moment voor ons staatsbehoud voorbij zijn, door de Kölnische Zeitung bedoeld, als deze onbewimpeld verklaart:
"Der holländischen Unabhängigkeit ist nur die eigene Schwäche gefährlich. Würden die Niederlande in einem Kriege Deutschlands mit Frankreich ihre Neutralität nicht wirksam verteidigen können, so dasz Deutschland an der holländischen Gränze nicht gehörig gedeckt wäre, dann könnte Deutschland in den Nothfall kommen zur eigenen Sicherheit die Niederlande zu besetzen, und die Holländer trügen selbst die Schuld an diesem Unfall."
"Wat betreft de Hollandse onafhankelijkheid: slechts hun eigen zwakte is gevaarlijk. Zou Nederland in een oorlog tussen Duitsland en Frankrijk haar neutraliteit niet effectief kunnen verdedigen, zodat Duitsland aan de Hollandse grens niet voldoende "afgedekt" zou zijn, dan zou Duitsland in geval van nood omwille van de eigen veiligheid Nederland kunnen bezetten en de Hollanders zouden daaraan dan zelf schuldig zijn." (Kölnische Zeitung van 28 Januari 1875.)
Amsterdam kan maanden leven zonder het overig Nederland; Nederland geen dag zonder Amsterdam. Het is het hart van ons land. Als het ophoudt te kloppen, verstijven de leden. Bekrompenen van begrip mogen vragen wat het beteekent of Amsterdam zich blijve verdedigen, als toch Groningen, Friesland, Drenthe, Noord-Brabant enz. door den vijand zijn bezet.
Het beteekent, dat wij niet zijn de Chineezen van het Noorden en dan ook niet een Chineesche muur rond onze grenzen trekken om die te verdedigen; dat de tijden van het Barrière-tractaat voorbij zijn en zelfs de Belgische grensvestingen, na 1815 aangelegd, later als verderfelijk erkend, grooten deels zijn geslecht. Het beteekent, dat het verlicht gedeelte des volks gelukkig zóó ver is gekomen om te begrijpen, dat Frederik de Groote gelijk had, toen hij aan zijn generaals leerde:
"Les généraux peu expérimentés veulent conserver tout: ceux qui sont sages n'envisagent que le point capital."
"De generaals met weinig ervaring willen alles behouden: zij die echter wijs zijn verliezen de hoofdzaak niet uit het oog."
Daarom kunnen buitenliniën des noods verlaten, maar moet "le point capital" - bij ons de stelling van Amsterdam - deugdelijk worden bevestigd. Op den vrager, die dat eenvoudig begrip van krijgsmanswijsheid en staatsmanskunst toont niet te bezitten, zijn de woorden van Bilderdijk van toepassing:
Die in de Stuurmanskunst zich niet liet onderwijzen
Houd' zijne hand van 't roer,
En die de krachten van de kruiden niet en kent
Geeft ze aan geen zieken man.
De hoofdstad van een Rijk vertegenwoordigt meer dan eene materieele kracht, haar bezit heeft tevens groote moreele waarde.
In 1866, na den slag van Königgratz, toen de Pruisische legers in opmarsch waren naar Weenen, haastte Oostenrijk zich - ten einde te voorkomen dat de onbeveiligde hoofdstad zou worden genomen, - vrede te sluiten.
In Juli 1870 riep de opgewonde bevolking van Parijs instinctmatig: "A Berlin, A Berlin !' de hoofdstad van Pruisen wilde zij doen binnenrukken; vóór dien tijd - meende zij - was haar vijand niet naar wensch in macht geknot en vernederd. Den dag, dat Parijs viel, lag geheel Frankrijk aan de voeten des overwinnaars en moest het de hardste vredesvoorwaarden aannemen.
Constantinopel, bezet door de Russen, het kruis van den Verlosser in stede van de Halve Maan op de moskeeën van Stambul geplant, - zij het slechts kortstondig. - dat
is de vurige wensch van al wat Rus heet, omdat in de moreele kracht van dat feit, geldend bij vredesonderhandelingen en in de toekomst, eene politieke waarde ligt, die materialisten en nihilisten niet gevoelen en daarom wellicht miskennen.
Niet alleen de strategische, ook de politieke beteekenis van de hoofdstad is beslissend. Al zijn de buitenprovinciën door den vijand bezet, dan is zulks voor deze en voor ons allen slechts een materieel nadeel van tijdelijken aard, dat volkomen vergoed en hersteld kan worden: een zedelijk nadeel is het niet. In het oog van Europa, in het oog van de 20 millioen Oosterlingen, die in de Koloniën aan ons gezag onderworpen zijn, in het oog van heel de wereld staat Nederland, zoolàng van de torentransen van Amsterdam de Hollandsche driekleur blijft wapperen. Wordt Amsterdam echter genomen, dan is dit, thans vooral, een schok zóó geweldig aan ons prestige toegebracht, dat die voor ons - als koloniale mogendheid - onherstelbaar kan zijn.
Schreef onze groote Staatsman De Witt reeds in 1672 aan Van Beverningh: "lck hebbe al voor jaeren en dagen gepousseert de voorsieninge op de securiteijt van Hollandt in 't particulier, boven ende onvermindert de cordate defensie van den Staet in 't generael ... Maer als Hollandt sonder defensie gelaeten werdt, ende bij gevolge moet verloren gaen, zoo en is notoirlijck voor alle andere provinciën geene resource, dan zal de eisch niet voorbarig of ontijdig worden geacht, dat door eene serieuse bevestiging van Amsterdams naderingen, de voorsieninge op de securiteijt van Hollandt" eindelijk tot stand kome."
(Met dank aan Thea Kuiper-Landa en Ron Erhardt† voor vertaling van citaten.)