Nieuwsbrief 513Nieuwsbrief Stelling van Amsterdam
InhoudIn deze nieuwsbrief:
|
InleidingDit is het eerste deel van een twee-delige thema-nieuwsbrief over het Fort bij Nigtevecht in 1939-1940. De persoonlijke herinneringen van een van de onderofficieren vormen de unieke basis van dit nooit eerder vertelde verhaal, met nooit eerder gepubliceerde foto's. Deel 2 verschijnt volgende week 9 mei, maar donateurs ontvangen morgen 3 mei al een bericht zodat ze meteen verder kunnen lezen. Lees deze nieuwsbrief op: https://www.stelling-amsterdam.nl/nieuwsbrief/2022/nieuwsbrief-513/ Tip: houd de cursor boven elke afbeelding om een beschrijving te zien.
|
Van Amsterdam-Rijnkanaal tot Hollands DiepTekst: René Ros. Welkom bij deze thema-nieuwsbrief die we met plezier hebben gemaakt en graag het resultaat met jullie willen delen. In deze Meidagen van 2022 gaan we ruim 80 jaar terug in de tijd. Terug naar een fort waarvan we nu denken dat het de laatste van de Stelling is, die is gebruikt als verdedigingswerk. Met de aanwezigheid van militairen in het aanzicht van een oorlog. Onze vriendelijke medewerker Huib ter Haar had, samen met Guus Kroon, in 2018 het boek 'Muiderberg en Muiden in de meidagen 1940' gepubliceerd. Daarbij hebben ze veel gevechtsverslagen met bijbehorende kaarten geraadpleegd, te vinden in de collectie van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Dat materiaal werd hergebruikt naar aanleiding van de aanschaf van een prentbriefkaart van Weesp door soldaat Samplonius. Huib heeft daar onderzoek naar gedaan en een artikel over geschreven. In juli 2021 hadden we een gezellige nabeschouwing en werd het materiaal opgeborgen. Daarbij viel op dat ook Fort bij Nigtevecht van allerlei stippen (wapens) en lijnen (schootsrichtingen) was voorzien. Daarmee werd een opmerkelijke ontmoeting van René vele jaren eerder verklaard, maar daar komen we in het laatste artikel op terug. Huib's enthousiasme steeg heel snel tot grote hoogte. Binnen korte tijd had hij online het archiefmateriaal bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) te Amsterdam en het Regionaal Archief Tilburg (RAT) gevonden. Maar bovenal was hij er in een mum van tijd heen geweest om foto's van de stukken te maken. Het archiefmateriaal betrof documenten van een van de onderofficieren die een gevechtsverslag had geschreven. Daarnaast hebben we materiaal in de U.S. National Archives en bij het Ministerie van Defensie opgevraagd. In het RAT stuitte Huib op een heel mooie en bijzondere ontdekking, de persoonlijke herinneringen van een onderofficier. 24 Pagina's hiervan gaan over zijn verblijf op het fort en zijn door Otto Bodemeijer overgetypt. De tekst is te weinig voor een eigen publicatie, maar te veel om geheel in een nieuwsbrief op te nemen. Daarom zijn delen samengevat in deze nieuwsbrief opgenomen. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat het artikel 'Kerstmis op 't fort', in de laatste nieuwsbrief van vorig jaar, afkomstig is uit die herinneringen en dus over Fort bij Nigtevecht gaat. Deze thema-nieuwsbrief wil het verblijf van de militairen en het gebruik van het fort bij jou als lezer onder de aandacht brengen met verschillende artikelen. We gaan ze volgen en zien dat hun reis ze bracht achter het Amsterdam-Rijnkanaal en het Hollands Diep. Fort bij Nigtevecht
|
Herinneringen van Van HomberghTekst: René Ros. In het Regionaal Archief Tilburg (RAT) trof Huib in het archief de 'collectie C.A.H.D.J. van Hombergh te Tilburg 1945 - 1986' aan. Onderdeel daarvan waren 100 handgeschreven pagina's met herinneringen aan zijn diensttijd. Met als grote verrassing dat het verslag ook unieke foto's van het fort bevat. Cornelius Antonius Henricus Dionijsius Josephus van Hombergh was in 1910 geboren zodat hij in 1930 ingelijfd werd als bijzonder dienstplichtig. In 1929 had hij zijn opleiding aan het Mill-Hill gymnasium in Tilburg voltooid. Dit was geen erkende opleiding zodat hij nog een jaar naar een andere school moest voor de staatserkenning van zijn diploma. Van Hombergh kwam op 16 juni 1930 bij het 6e Regiment infanterie op de Chassee Kazerne in Breda in werkelijke dienst. Daar werden hem alle details van het soldatenleven bijgebracht en kreeg hij een opleiding van 9 maanden tot onderofficier. De eerste dag begon niet goed óf geeft een indruk van het karakter van hem: Binnen het regiment werd hij geplaatst bij een compagnie Zware Mitrailleurs, uitgerust met Schwarzloze en Vickers mitrailleurs. Hij vond het beter om op een verdekte plek op te stellen dan als infanterie over de heide te rennen. Vlak voordat hij afzwaaide overleed zijn moeder en nam hij daar meer verlof voor dan toegestaan. Na terugkomst was zijn eenheid al in Ede en op de Harskamp, vermoedelijk voor de eindoefening met scherpe munitie. Op 14 maart 1931 ging hij met groot verlof met de rang van Sergeant. Als burger werd hij voor een karig loon hulppostbesteller der PTT op het treinstation van Tilburg. Hij werd er lid van de PTT Harmonie en de wandelpostvereniging. In 1933 was hij voor drie maanden conducteur op de trein Tilburg - Baarle-Nassau waarbij ook het postvervoer verzorgde. In 1934 en 1936 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van elk drie weken. Vooral die van 1936 is hem goed bijgebleven door een noodlottig ongeval. Door struikelen over het afvuurkoord werd een 6 Veld kanon met een losse flodder per ongeluk afgevuurd. Een soldaat Berkenbos uit Rotterdam liep tegen de voorschriften in voor de kanonnen langs en werd dodelijk verwond. Regionaal Archief Tilburg, Archief 888 collectie C.A.H.D.J. van Hombergh te Tilburg
|
Mobilisatie 1939Tekst: René Ros. Dit artikel is een samenvatting over de mobilisatie en het verblijf in Delft. Het komt uit de bijna 100 handgeschreven pagina's in het persoonlijke archief van Cees van Hombergh in het Regionaal Archief Tilburg. Eind 1938 kreeg Van Hombergh een brief van het Departement van Oorlog dat hij bij een vóórmobilisatie opgeroepen zou worden. Later moest hij als postbesteller bij boeren in de omgeving van Tilburg brieven over de vordering van hun paarden persoonlijk overhandigen. Hij werd pas met de echte mobilisatie opgeroepen en naar de Technische Hogeschool te Delft gedirigeerd. Daar ontdekten de mannen dat ze dikker waren geworden en hun uniformen niet meer sloten. Ze mochten het gebouw niet verlaten voordat hun uniform op orde was gebracht. De onderofficieren hadden een eigen kok geregeld en kregen hun eten apart geleverd. Ze betrokken ook de bewust soldaat gebleven "Tony" Smits van Waesberghe, commissaris van NV Bierbrouwerij De Drie Hoefijzers te Breda. Eenmaal de strozak zat, ritselde Van Hombergh met veel bluf een grote kamer in het Wilhelmina hotel waar menige borrel plaatsvond. En de rekening ging naar het Departement van Oorlog. Van Hombergh had met een andere onderofficier geregeld, dat hij in diens auto mee naar Tilburg zou rijden om zijn motor op te halen. Als twee arbeiders in overall glipten ze door de militaire controle bij de Moerdijkbrug. Enige tijd later stelde commandant Roothaert een soldaat, die tot niets in staat was en peuken opraapte om een sigaret van te maken, vanwege zijn opruimen als voorbeeld. Hij was van groter nut voor het leger, dan het stelletje dat voor hem stond. Van Hombergh: "Ik stapte naar hem toe, meldde me model en vertelde hem, dat wij onder-officieren waren en geen stelletje en dat ik hiervan melding zou maken bij de Kolonel". Hij schrok en zei dat het een grapje was, maar na een paar dagen was deze reserve-kapitein weg. Verder was het saai afwachten, met af en toe een mars. Het duurde ook lang voordat ze wapens hadden. Aanvankelijk kregen ze van Kapitein Marijnen veel instructie over de afstandsmeter, maar dat was vooral lekker in de zon zitten. Van Hombergh voelde zich zo onnuttig dat hij een gesprek aanvroeg met de Bataljons-commandant Van Brauticham. Dat gesprek vond plaats en hij zou na enkele dagen wat horen. Binnen korte tijd was hij met sergeant De Kort de enige twee dienstplichtigen van de acht deelnemers aan de zesweekse opleiding tot sectiecommandant zware mitrailleur bij het Artillerie Depot aan de Van Alkemadelaan in Den Haag. Niet veel later gaf hij les aan onderofficieren stukscommandanten. Vanuit Delft werden ze per trein overgeplaatst naar de Engelbrecht van Nassaukazerne in Roosendaal. Mogelijk was dit op 9 november 1939 toen hij in onderhoud bij de 3e Compagnie, 2e Bataljon van het 31 Regiment Infanterie (3-II-31 RI) kwam. In december werden ze wederom per trein overgeplaatst, maar nu naar Amsterdam. Hij moet zijn Fiat later nog uit Roosendaal opgehaald hebben.
|
De mannen van 11 MCTekst: René Ros. Onze aandacht gaat uit naar de 11e (Zware) Mitrailleur Compagnie (11MC) van het 2e Bataljon van het 31e Regiment Infanterie (II-31RI). Het bestond uit vier secties met elk een sergeant als leiding. Uit de gevechtsverslagen zijn de namen van de verschillende commandanten achterhaald en hebben we geprobeerd ze te identificeren. De compagnies-commandant van 11MC was de op 23 februari 1908 in Rotterdam geboren Claude Joseph Uriot. Hij begon in 1927-1928 als gewoon dienstplichtige en werd bestemd voor opleiding tot officier bij het 4e Regiment Infanterie. Na zijn groot verlof werd hij vrijwillig reserve-officier en in januari 1929 bevorderd tot Reserve Tweede Luitenant. Sindsdien had hij elke zomer een herhalingsoefening van één tot drie weken. In 1938 werd bij bevorderd tot Reserve Eerste Luitenant. Cornelius Antonius Henricus Dionijsius Josephus van Hombergh (09-10-1910, Tilburg met roepnaam Cees) was een van de vier sectie-commandanten. Hij was postbesteller bij de PTT in Tilburg en kwam in 1930 als dienstplichtige op bij het 6e Regiment Infanterie te Breda. Zijn eerste opkomst eindigde met de rang van sergeant in maart 1931. In 1934 en 1936 had hij herhalingsoefeningen. Later is wel sprake van een sectie-commandant Pardoel, maar op Fort bij Nigtevecht weten we alleen dat hij (ook?) leiding gaf aan het keukenpersoneel. Waarschijnlijk betreft het de op 13 september 1902 in Horst (L) geboren Johannes Gerardus Pardoel. In het gevechtsverslag en op de persoonskaart wordt dezelfde na-oorlogse woonplaats genoemd. De persoonskaart vermeldt dat hij van beroep zetschipper (schipper in loondienst) was. Ook van hem is geen informatie over zijn militaire loopbaan gevonden. De vierde sectie-commandant moet Sergeant De Kort zijn en we hebben twee personen gevonden die hem mogelijk zijn. Maar omdat er geen personeelsdossiers konden worden gevonden, is hij niet met zekerheid te identificeren. Ook konden de twee gevonden namen niet gekoppeld worden aan Fort bij Nigtevecht en de Moerdijkbruggen/Mei 1940. Een van de twee heeft een Bronzen Kruis ontvangen maar voor verzetsactiviteiten, niet voor de Meidagen 1940. Reserve-Kapitein Marijnen is bekend als de fortcommandant, waarschijnlijk van een hogere eenheid dan van 11MC. Hij was op 14 oktober 1896 geboren in Boxtel. Op 29 juli 1914 kwam hij vrijwillig als adspirant-vaandrig in dienst bij het 10e Regiment Infanterie (10RI) te Haarlem. Vermoedelijk heeft hij bij het Veldleger gediend en mogelijk grenswacht. Hij promoveerde tot Reserve Tweede Luitenant en ging in december 1918 met verlof. Dit zijn de hoofdpersonen in de rest van dit verhaal, waarvan we nadere informatie hebben gevonden.
|
Verhuizen naar de VechtstreekTekst en foto's: sergeant C.A.H.D.J. van Hombergh / Collectie Regionaal Archief Tilburg. Dit artikel is een samenvatting over de overplaatsing naar Fort bij Nigtevecht en het inrichten als verblijf. Het komt uit de bijna 100 handgeschreven pagina's in het persoonlijke archief van Cees van Hombergh in het Regionaal Archief Tilburg. De dag van ons vertrek hadden we ’s morgens om 6 uur reveille en om 9 uur kwamen we compleet in gevechtstenue met wapens en munitiekarren door de stationsstraat. Klokslag 12.00 uur vertrok onze trein naar Amsterdam, waar we om 14.00 aankwamen. In de trein hadden we ons brood kunnen nuttigen, zodat we bij aankomst alles meteen konden lossen en afmarscheren naar Watergraafsmeer, naar de school op het Galileiplantsoen. Er lag veel stro in de klaslokalen, want ’t zou maar voor 8 dagen zijn. ’t Viel de manschappen tegen en ’t was wel even praten om de rust onder de soldaten te houden. De derde dag vertelde de kapitein me, dat onze bestemming was ‘Fort Nigtevecht”, maar hij wilde eerst met mij gaan kijken. Tegenover de brug woonde de fortwachter, ’n oud Indië-man. Toen hij de grote poort opende, zag ik ’n mooie zaal in ’n grijs-groene kleur geschilderd. Ik stapte als eerste naar binnen, gleed uit en lag meteen op de grond. Dat grijs-groen was geen verf maar schimmel met ’n vieze lucht. Ja, zei de fortwachter, dit fort is na 1918 niet meer in gebruik geweest. Bij verdere inspectie waren alle zaaltjes zo “geschilderd”. De volgende ochtend gingen we met 20 soldaten naar ’t fort. We hadden ’n hogedrukspuit en de gracht als reservoir. De mannen waren wel erg geschrokken toen we daar aankwamen, maar met drie dagen hard werken was het schoon. Alles stond open en kon uitluchten en na 5 dagen begonnen we aan onze derde verhuis. De eerste dagen waren de manschappen steeds aan ’t rondneuzen op en rond het fort. Er waren erbij, die hengels hadden ontdekt en die waren reeds aan ’t vissen gegaan. ’n Ander stel manschappen hadden ’n stalen deur ontdekt die hermetisch was afgesloten. Er lag enorm veel munitie, maar veel was nog een restant van de mobilisatie van 1914-1918. Voor ons was het waardeloos materiaal en dus wilde ik die hele troep op laten ruimen, maar daar kwam niets van in bij het Departement van oorlog. Er waren hele zware projectielen bij voor z.g. dikke Bertha’s. Als men bij ’t fort op de vuurdijk stond, was je 25 mtr verwijderd van de brug*1 over het Amsterdam-Rijnkanaal. Wij moesten om van het fort bij deze brug te komen, ongeveer 250 mtr omrijden. Wat mij na ’n onderzoek deed besluiten 2 dagen later met 40 man en de nodige spaden en kruiwagens de verborgen weg vrij te maken en ’n stuk van de vuurdijk op te offeren, zodat wij voortaan direct naar de kanaalbrug konden. Intussen waren de manschappen hun leef- en slaapzaal aan ’t opknappen en de kamers begonnen er al heel fraai uit te zien. Ik was met de vrachtwagen naar Weesp geweest en had daar 9 kachels*2 gekocht. Voor ’t fort hadden we enorme grote bomen staan. Met 3 weken was de helft van de bomen gerooid en stond er ’n mooie stapel hout kachelklaar. De soldaten begonnen echt van hun fort te houden en wanneer ze met verlof naar huis waren geweest, brachten ze regelmatig wat mee voor hun eet- slaapkamer. Zelfs kanaries zongen er dat het een lust was. Voor de inrichting van onze kantine was ik naar Abcoude geweest, naar de heer Bakken, agent van Amstelbier. Na een uitvoerig gesprek zou hij zorgen voor ’n bar, 'n biljart, de nodige glazen en niet te vergeten het bier. Alles zou hij belangeloos verzorgen met dien verstande, dat wij verplicht waren om Amstel af te nemen. Twee dagen later was onze kantine ingericht. *1 De niet meer aanwezige draaibrug ter hoogte van de Velterslaan; de brugwachterswoning bestaat nog wel.
|
Verdedigen vanaf NigtevechtTekst: René Ros. Het Fort bij Nigtevecht was gebouwd voor de Stelling van Amsterdam maar blijkt een onderdeel te zijn geweest van de verdediging in het Oostfront van de Vesting Holland, de voormalige Nieuwe Hollandse Waterlinie. Terwijl in het voorterrein kazematten werden bemand en groepsschuilplaatsen gebouwd, werd ook dit fort bemand. Voor zover bekend is dit fort het enige fort van de Stelling dat op die manier in 1939-1940 was ingezet, en dus de laatste die een militaire bezetting heeft gehad. Volgens het Personeelsdossier van Defensie ging Van Hombergh op 9 november 1939 in onderhoud bij 3-II-31 RI dat in de Vechtstreek was gelegerd. Voor 1 januari 1940 staat genoteerd dat hij in onderhoud ging bij de zelfstandige 11de (Zware) Mitrailleur Compagnie (11 M.C.) van II-31 RI, op het Fort bij Nigtevecht. In zijn herinneringen noemt hij dit niet, mogelijk omdat het puur administratief kan zijn geweest. Het Personeelsdossier bevestigt in ieder geval het fort en noemt ook een paar specifieke data. Vanwege het kerstfeest op het fort moet hij en zijn compagnie op 9 november op het fort zijn gekomen. Ook artilleristen waren op het fort aanwezig, maar hoeveel man en met welk geschut is onbekend. De vier stuks 10cM geschut in de keelkazematten zouden er nog gestaan moeten hebben. Het fort lag ver achterin de verdediging, wellicht in de derde linie, van de Groep Naarden, vak Hinderdam. Het Amsterdam-Rijnkanaal moet als laatste verdedigingslijn hebben gediend, waar ze profijt van hadden als hindernis maar die ze wel moesten verdedigen. Het afsluiten van de droogblijvende strook in de Aetsveldsepolder, direct ten noorden van het dorp Nigtevecht, moet ook tot hun taak hebben behoord. Op de ongedateerde kaart "opstelling der versterkte bezetting" staan zes schootsrichtingen aangegeven, waarvan vier frontaal over de droogblijvende strook in de Aetsveldsepolder en het dorp. Twee andere zijn flankerend richting Weesp met de provinciale weg, en over de Garsterpolder. Een andere, ook ongedateerde, kaart "Gevechtsopstellingen Groep Naarden" toont vijf voltooide gevechtsopstellingen op het fort en één in ontwerp. Het verslag van de commandant Groep Naarden kolonel Camman noemt "4 kazematkanonnen [onleesbaar] 6 hefkoepels fort Nigtevegt met bediening". Ook Van Hombergh noemt zes hefkoepels, doch er waren en zijn slechts twee hefkoepels. Het is onduidelijk wat hiermee bedoeld wordt, mogelijk ook mitrailleurposten van grond in de frontwal? In de Memorie van Verdediging van het fort (niet meer bijgewerkt na 1922) is sprake van loopgraven in de frontwal van het fort. Daarbij worden tussen de twee hefkoepels vier naamloze uitsparingen in die frontwal aangegeven. Vier secties betekent dat er 8 tot 12 Vickers mitrailleurs op het fort aanwezig moeten zijn geweest. Volgens de Inundatiekaart van 1 december 1939 waren de Aetsveldsepolder (NO), de Kuijerpolder (ZO) en de Garsterpolder (Z) inundatiekommen, die pas bij een bijzonder bevel gesteld zouden worden. Die polders en de bezetting zouden op een laat moment geïnundeerd worden, waarschijnlijk bij een dreigende vijandelijke doorbraak van de voorliggende inundaties. Echt in de reserve dus, evenals de manschappen die de accessen ertussen moesten afsluiten. Terwijl andere troepen in barakken en boerderijen verbleven, zat 11 M.C. als een van de weinigen in een fort. Ze hadden het slechter kunnen treffen. Na het kerstfeest van 1939 was de eerstvolgende ontspanningsavond op 7 maart 1940. De Showband The Lucky Boys trad toen in het fort op. Van Hombergh kreeg op het fort tweemaal een straf opgelegd en daardoor weten we ook met zekerheid wie de twee hoogsten in rang op het fort waren. Eerst kreeg hij op 18 januari 1940 van "fort cmdt" Res.Kap. J.A.C.J. Marijnen acht dagen licht arrest vanwege "In mobilisatietijd onder verzachtende omstandigheden bijna drie uur na het avondappèl het fort binnengekomen". Dan nogmaals twee dagen licht arrest op 9 maart, maar nu van waarnemend fortcommandant Res.1e Luitenant C.J. Uriot. De reden hiervoor was "15 minuten te laat begonnen met het toezicht houden op werkzaamheden aan de stellingen in tijd van mobilisatie". Deze twee straffen noemt Van Hombergh niet in zijn geschreven herinneringen maar wel de volgende, die dan weer niet in zijn Personeelsdossier staat, zodat afgevraagd kan worden of het waar is. Bij een ochtendappél zou hij voor de troep bij wijze van grap hebben gezegd: ”Mannen even luisteren; dienstorder van het oppercommando van de Land- en Zeemacht, O.L.Z. oftewel de ouwe lul zelf”. Een lachsalvo onder de manschappen maar een "pisnijdige kapitein" (Marijnen). Met zijn inmiddels bekende bravoure schrijft hij verder: "Ik werd die dag gestraft met 10 dagen licht arrest, wat wil zeggen 10 dagen niet van ‘t fort af. Ik heb ’s anderen daags m’n Fiat gepakt en ben naar huis gereden en heb me 9 dagen later weer terug gemeld bij de Kapitein." Het ontslag van Generaal Reynders als Opperbevelhebber op 31 januari 1940 en de aanstelling van Luitenant-Generaal Winkelman, had gevolgen voor de opstelling van troepen. Daarbij werd het Oostfront minder belangrijk en het merendeel van die troepen werd naar elders gedirigeerd. Op 11 april 1940 verliet de hele 11 M.C. het fort naar een geheime bestemming. In het volgende deel, dat over een week verschijnt, vertelt Van Hombergh over het verblijf op het fort en hun vertrek. Fort bij Nigtevecht
|
Deze nieuwsbrief is een uitgave van het Documentatiecentrum Stelling van Amsterdam. De redacteurs en auteurs aanvaarden geen aansprakelijkheid, op welke wijze ontstaan, door het gebruik van de inhoud van de website, nieuwsbrief of andere publicatie, door welke persoon en voor welk doel dan ook. Wij hebben ons best gedaan om alle rechthebbenden op deze website / nieuwsbrief te achterhalen. Eenieder die meent dat zijn/haar materiaal zonder voorafgaande toestemming hier is gebruikt, verzoeken wij om zich tot ons te wenden. Bij gebruik als bron voor publicaties en andere uitingen is bronvermelding verplicht en tevens wordt deskundige begeleiding, door bijvoorbeeld de redacteur of auteur, aanbevolen. In de nieuwsbrieven weergegeven meningen zijn een deel van een column of strikt persoonlijk tenzij expliciet anders is aangegeven. 'Majoor Van Hall' en 'Soldaat Troelstra' zijn fictieve militairen uit het verleden die dienen als pseudoniemen voor verschillende personen. Activiteiten zoals rondleidingen worden mogelijk door andere partijen georganiseerd en de verantwoordelijkheid voor inhoud, uitvoering e.d. ligt geheel bij de betreffende partij. De inhoud van een nieuwsbrief wordt na publicatie niet meer gewijzigd en kan later onjuist zijn gebleken of niet meer van toepassing zijn. De auteursrechten berusten bij René G.A. Ros tenzij anders is aangegeven. |