(Door Jurgen Lamers, Alkmaar)
Één van de redenen waarom de Stelling van Amsterdam op dit moment zo gewaardeerd wordt, is niet alleen het feit dat ze op de Lijst van het Werelderfgoed staat en als cultuur historisch monument onvervangbaar is. Ook de natuurlijke waarde van de flora en fauna in de Stelling is groot. Gelegen aan de rand van, soms zelfs in stedelijke gebieden, is de Stelling van Amsterdam een oase van rust. Door deze rust zijn elementen van de Stelling aantrekkelijk door onverwachte ontdekkingen.
Fietsende recreanten laten zich bij Fort bij Nigtevecht informeren door een informatiebord. (Foto: © René Ros, 2003) |
De planten en dieren vinden er meer rust, zorg en een gevarieerd leefmilieu in vergelijking met de intensief gebruikte landbouwgronden in de omgeving. De recreant zal verbaasd staan van deze kleine natuurmonumenten die een haast onwezenlijk karakter met zich meedragen. Geschiedenis, cultuur en natuur gaan hier harmonieus hand in hand.
Een fortterrein is niet als één terrein te beschouwen omdat er verschillende, sterk van elkaar afwijkende, elementen voorkomen. Die elementen hebben allemaal hun eigen kenmerkende levensgemeenschappen door variaties die onder andere terug te voeren zijn op de hoogte verschillen, verschillen in nat/droog , zonnig/schaduwrijk en verschillen in de grondsoort (zand of klei).
Het deel binnen de gracht, het eigenlijke fort, is het meest in het oog springende gedeelte van het complex. Bij de aanleg werd het aanwezige veen en klei afgegraven en vervangen door zand dat vrij kwam bij de aanleg van de sluizen en de Vissershaven in IJmuiden of uit het Gooi. Dat deze 'vreemde' zandgrond een aparte plantengroei heeft zal duidelijk zijn.
Hieronder wordt eerst ingegaan op de oorspronkelijke beplanting en daarna aan de huidige natuurlijke situatie, met aandacht voor de planten, vogels, vleermuizen en andere dieren. Daarna wordt dieper ingegaan op de ecologische verbindingszones, beleid en beheer en recreatie.
De door het leger aangelegde beplanting had verschillende functies op de verschillende delen van de forten. Zo bood een beplanting van Populieren, Wilgen en Iepen langs de fortgracht camouflage door het fort te laten opgaan in de omgeving. Iepen werden vooral aan de keelzijde gebruikt en (Canadese) Populieren rondom het hele fort op het glacis. Bij mobilisatie zouden deze bomen gekapt worden en het hout gebruikt. Nu zijn de hoge bomen en dicht struikgewas juist vaak een duidelijke aanwijzing over de ligging van de forten.
Een ondoordringbare haag van meidoorns, sleedoorn, vlier en rozen was minstens zo effectief als een prikkeldraadversperring en konden een bestorming bemoeilijken. Aan de keelzijde was de verfraaiïng en de schaduw van de Linde en Paardekastanjes welkom, bijvoorbeeld bij de wachthuisjes.
Op de open terreinen, de hellingen en het dak van de bomvrije gebouwen werd gras gezaaid. Hierdoor werd de kleilaag beschermd en, op het dak waar de kleilaag ontbrak, zorgde het gras voor snelle infiltratie van regenwater. Langs de oever van de fortgracht en andere waterlopen werd vaak een rietkraag van maximaal 50 centimeter breed onderhouden. Hiermee werd afslag van de oever voorkomen.
Buiten de forten werden op de liniewallen, dijken en langs wegen Populieren, soms afgewisseld met Iep en Esdoorn, geplaatst. Meestal in een enkele rij, soms in twee rijen in blok- of kruisverband.
Het Fort bij Vijfhuizen, als een van de oudste forten, en het deel van de Inundatiekade van de Nauernasche Vaart tot De Dam bij het Fort bij Krommeniedijk waren de proeftuin voor de beplantingen. Daarvoor was nabij het Fort bij Vijfhuizen een militaire boomkwekerij aangelegd.
In de huidige situatie kunnen op de verschillende onderdelen van een fort de onderstaande vegetaties voorkomen.
Fort |
Het hoger gelegen gedeelte van het fort is eigenlijk de afdekkingslaag van het fortgebouw. Deze bestaat veelal uit zand en wijkt qua omstandigheden sterk af van de omgeving. De droge zonnige omstandigheden zorgen voor een voor de polders zeer ongewone vegetatie. De voedsel arme grond en de plantengroei lijken nog het meest op een duinlandschap. Bij de wat lager gelegen delen zien we een andere vegetatie omdat het vochtiger is en het hoofdzakelijk bestaat uit klei. Door het fort is de invloed het grondwater beperkt en kan er zomers uitdroging plaatsvinden. De grond is hier voedselrijker dan bij het hoger gelegen zandige gedeelte. |
||
Binnenplaats |
De schaduwrijke, stenige binnenplaats aan de keelzijde wordt relatief vaak betreden. Bovendien zijn er hier bestrijdingsmiddelen gebruikt. |
||
Berm |
De berm ligt aan de keelzijde en is het stuk tussen de binnenplaats en de gracht. Hierin zijn veel aangeplante bomen te vinden zoals: Canada Populier, Iep, Gewone Es en Meidoorn met daartussen struiken als Vlier, Wilg en Egelantier. |
||
Fortgracht |
Bij de fortgracht hebben we te maken met oevervegetatie en waterplanten. Veelal is er een rietkraag aanwezig met daartussen Gele Lis, Kleine Lisdodde en Waterzuring. Dit alles behoort tot het Riet-verbond (19 Ba). |
||
Glacis en geniedijken |
De glacis is redelijk zwaar bemest en is vergelijkbaar met een intensief gebruikt weiland. Deze beemdgras-raaigras weide wijkt niet veel af van het omliggende gebied. Soms zijn hier, uit militaire overwegingen, bomen aangeplant zoals Populieren, Abelen, Iepen en Knotwilgen. Ook werd regelmatig als haagafzetting Meidoorn gebruikt. |
De vogels op het fortterrein laten zich net als de planten ook indelen in voorkomen per gebied. De aanwezigheid van veel soorten vogels is te verklaren door de rust en de gevarieerdheid van het gebied.
Fort |
Het hoger gelegen droge deel binnen de gracht bevat graslandvegetaties en enkele struiken zoals Vlier en Meidoorn. Hier zijn park- en bosrandvogels aan te treffen zoals Fitis, Tjiftjaf, Zwartkop en de Tuinfluiter. |
|
||
Berm |
In de bermen aan de keelzijde zijn vele hoge bomen zoals Populier en Iep tot ongeveer twintig meter hoog te vinden. Daartussen is een struik- en kruidlaag aanwezig. Voor vogels uit deze zone is het twee tot drie hectare grote achterterrein ook belangrijk. Bij forten met een sterke begroeiing is een soortenrijke vogelstand aanwezig met o.a.: Fitis, Tjiftjaf, Winterkoning, Wielewaal, Braamsluiper, Vink, Spotvogel en Torenvalk. |
|||
Fortgracht |
De tien tot twintig meter brede fortgracht biedt prachtige mogelijkheden voor watervogels. Dankzij de rust kunnen hier schuwe vogels tot broeden komen. Regelmatig zijn hier Meerkoeten, Waterhoentjes, Kuifeenden, Slobeenden, Kleine Karekieten en Rietgorsen te vinden. |
|||
Glacis en geniedijken |
De glacis, daar waar deze met bomen begroeid is, geeft de mogelijkheid tot broeden voor de Kraai, Ringmus, Ransuil en de Boom- en Torenvalk. In het gras kunnen we hier de Graspieper en de Gele Kwikstaart vinden. |
Bij sommige gebouwen zijn nesten van Huis- en Boerenzwaluw te vinden.
Er komen al met al drie groepen vogels voor, namelijk vogels van park en bosrand, van open bouw- en grasland en van moeras en rietkraag.
Er zijn in het verleden enkele vleermuizen aangetroffen in de forten. Uit eigen waarneming hebben we een dood exemplaar in Fort bij Edam gezien. Ook zijn er vleermuizen bekend in het grotendeels gesloopte Fort bij Velsen. In het Fort benoorden Purmerend is een Grootoor Vleermuis gevonden. De aantallen vleermuizen zijn echter erg klein in vergelijking met forten uit de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en de Duitse bunkers.
Pogingen tot het aantrekken van vleermuizen door het aanbieden van overwinteringsplaatsen, zijn tot op heden op bijna niets uitgelopen. Waarschijnlijk komt dit omdat de atmosfeer in de forten niet geschikt is. De forten zijn vermoedelijk te droog, verder is de toegang niet altijd geschikt en heerst er niet altijd een constante temperatuur.
Voor diersoorten zoals de Ringslang kunnen de forten als laatste leefmilieu van belang zijn. Grotere diersoorten als haas en konijn komen veelvuldig voor, vooral bij de forten nabij de duinen.
Uit braakbal onderzoek is gebleken dat er op de forten of in de nabijheid daarvan, veel verschillende knaagdieren voorkomen zoals Bosspitsmuizen, Veldmuizen, Noordse Woelmuizen, Bosmuizen en Bruine Ratten.
In een aantal fortgrachten is vroeger op commerciële schaal vis gekweekt en gevangen. Een belangrijke soort was toen de Karper (Fort bij Edam). Het water in de gracht was erg troebel maar na een grondige sanering kunnen er soorten als Snoek, Zeelt en Ruisvoorn in voorkomen. Ook bijzondere, kleinere diersoorten zoals de Brakwatergarnaal, Brakwatervlokreeften en Aasgarnalen kunnen de grachten uniek maken.
Voor Aardhommels, Wezels, Bunzingen en Amfibieën zoals de Rugstreeppad en de Kamsalamander is de Stelling van belang. Ook mossen en korstmossen kunnen in rust op de forten groeien.
De forten bieden een ongelofelijke verscheidenheid aan soorten in een veelal soortenarme omgeving. Op ieder fort heersen weer andere omstandigheden. Door verschillen in het beheer, menselijk gebruik, bouwmaterialen en de factoren uit de omgeving is ieder fort weer anders.
Voor veel planten en dieren vormen de forten een rustpunt in een drukke omgeving. Soms is het fort nog het enige punt waar een soort zich kan handhaven. Uit dit oogpunt dienen we zuinig te zijn op de kleine kwetsbare gebieden. En dat is een van de redenen waarom niet al te uitvoerig op de soortenrijkdom van specifieke forten wordt ingaan. Het verstoren van de rust, hoe onschuldig een bezoekje ook mag lijken, kan een enorme spanning op deze kwetsbare terreinen veroorzaken.
Deze kleine reservaten zijn niet alleen van belang om plant- en diersoorten voor verdwijnen te behoeden. Maar net zo belangrijk is het hebben van een gebied waar soorten voorkomen die, als de omstandigheden in het intensief gebruikte landbouwgebied verbeteren, de omliggende gebieden kunnen koloniseren.
Van belang voor de verspreiding van soorten naar andere terreinen zijn de verbindingszones tussen deze terreinen. Het beheer moet erop gericht zijn deze migratie van het ene naar het andere terrein zo onbelemmerd mogelijk te laten verlopen. Het doorsnijden van de verbindingszones door snelwegen, waterlopen en verstedelijking werkt negatief op de soortverspreiding.
Sommige soorten, zoals landdieren, hebben ononderbroken stroken land, de zogenoemde
corridors, nodig. Daarbij kunnen zowel droge als natte verbindingszones onderscheiden
worden. De natte verbindingszone is van belang voor watervogels, vissen en
amfibieën.
Het is nog onvoldoende aangetoond dat de smalle dijken en kades voldoende zijn als corridor. Brede stroken grond met bossages aan weerszijden van de liniedijk zou wenselijk zijn. Bepaalde soorten zoals vogels en insecten kunnen de forten als toevluchtsoord gebruiken omdat ze niet over het land zelf hoeven. De forten zijn dan de stepping-stones. Het verbinden van gebieden vergroot de overlevingskansen van plant en dier.
Het terrein rond Fort Zuidwijkermeer wordt door de derde generatie Bax gepacht voor het hooien. (Foto: © Nel Bax, ca. 1980) |
Een situatietekening door de Heidemij opgetekend voor het Fort Uitermeer. (Afbeelding: collectie Documentatiecentrum Stelling van Amsterdam, 1977-1978) |
De pachtcontracten die in het verleden werden uitgegeven door het toenmalige Domeinen, hebben voor een belangrijk deel bijgedragen aan de huidige situatie op de forten. Op het fort mag geen hoornvee rondlopen, zodat er meestal schapen en soms geiten gehouden worden. Koeien werden daarentegen, met een speciale vergunning, wel toegelaten op de glacis maar ook daar werd veel door schapen gegraasd. De glacis mocht gebruikt worden als hooiland en als tuingrond. Pachters hadden de plicht de rietkraag te onderhouden en niet breder te laten worden dan een halve meter.
Op de meeste fortterreinen werd niet extra bemest, in tegenstelling tot de glacis, wat zorgde voor een grote soortenrijkdom.
Toen een aantal forten nog militair terrein waren, werd het beheer uitgevoerd door de Heidemij die onkruid bestreed met Gramoxone en Fydulan. Het gras werd regelmatig gemaaid en ook de fortgracht en de houtwallen werden onder handen genomen.
Tegenwoordig is dit alles veranderd en kunnen de plannenmakers naar hartenlust spelen. Veel plannen hebben een bepaald natuurdoeltype op het oog dat indien men maar volgens plan werkt bereikt zal worden.
Voor de recreatie op de forten zijn al veel plannen gemaakt. Alhoewel op een heleboel plaatsen dagrecreatie omwille van de natuur niet gewenst is, is een grotere toegankelijkheid voor mensen belangrijk voor de zichtbaarheid en acceptatie van de Stelling bij het algemene publiek.
Hieruit volgt het idee dat de forten multifunctioneel gebruikt moeten worden. De waardering bij het publiek voor de Stelling vanwege de natuur en cultuur zou daardoor bevorderd worden.
Sportvissers op de steigers van de fortgracht van Fort bij Abcoude. (Foto: © René Ros, 2008) |
Voorbeelden van verbetering van de toegankelijkheid zijn:
In het verleden zijn er vele plannen gemaakt en er zullen er gerust nog vele volgen. Voor plannenmakers is de wereld niet groot genoeg. Meestal lijkt het er op dat de recreant eigenlijk nergens welkom is.